26 mei 1988
127
Objektieve normen die landelijk worden gehanteerd en in daarvoor bestaande
boeken en geschriften zijn neergelegd, dienen naar zijn mening de basis
te vormen voor het opstellen van een begroting op grond waarvan vervolgens
een krediet wordt gegeven. Als dat later in de praktijk blijkt dat door
welke oorzaak dan ook dit krediet wordt onderschreden danwel wordt over-
schreden, dan kan men de begroting op dat punt bijstellen. Dat is trouwens
ook wat de heer Divendal memoreert als hij refereert aan sprekers toe-
zegging in de commissie financiën, dat als er straks sprake zou zijn van
een gunstige aanbesteding het college dat zo snel mogelijk in een be-
grotingswijziging zichtbaar zal maken. Dat is dus de weg die het college
voorstaat; hij denkt dat dit de meest solide weg is en als men landelijk
van oordeel zou zijn, of althans bij die instanties die normen produceren,
dat op grond van een bepaald aanbestedingsbeeld over een bepaalde periode
de normen bijstelling behoeven, dan zal het college dat uiteraard volgen.
Maar dat zal men toch zeker eerst moeten afwachten.
Spreker wijst erop dat ook voor de Indische wijk geldt wat hij zojuist
heeft gezegd over de Raadhuisstraat en de wijk ten oosten daarvan. Zoals
de Raadhuisstraat en de wijk ten oosten daarvan als één projekt stonden
genoteerd, zo geldt dat in feite ook voor de herinrichting van de In-
dische wijk. Men is dus nu bezig met deelgebied C van die wijk. Er is
voor de Indische wijk een totaalbedrag opgenomen - dat weliswaar ge-
tracht is enigszins de differentiëren naar deelgebieden - dat uiteraard
van essentieel belang is. Het college hoopt dat voor het totaal van de
Indische wijk het mogelijk zal blijken te zijn om binnen dat totaalbe-
drag te blijven. In dit geval kon niet anders gehandeld worden dan even
uitkomen boven het bedrag dat voor dit deelgebied daaruit was afge-
zonderd. Als de heer Divendal betreurt dat het college dan voorbijgaat
aan de mogelijkheden om het toch bij te stellen, dan wil spreker erop
wijzen dat het college een ernstige poging heeft gedaan om het plan zo
sober mogelijk te presenteren met reële mogelijkhêden.
De heer Divendal merkt op dat als in de woorden van de wethouder ver-
scholen ligt dat zijn fraktie dat niet zou vinden, dat dan niet waar is.
Daar heeft hij niet over gesproken.
VJethouder Baar antwoordt dat de heer Divendal refereert aan bezuinigings-
mogelijkheden die door de sektor Wonen zijn aangedragen en waaraan het
college is voorbijgegaan.
De heer Divendai"Aan een totaal aan mogelijkheden om binnen het be-
schikbare bedrag te blijven".
Wethouder Baar: "De bezuinigingsmogelijkheden zoals ze door de sektor
Wonen zijn aangedragen, hebt u daarbij dus niet op het oog".
De heer Divendal heeft het over het totaal van de versciii 1 lende mogelijk-
heden. Hij vindt dat het college zich te gemakkelijk opstelt bij een over-
schrijding van het beschikbare bedrag.
Wethouder Baar zegt dat het college zelf op een arider standpunt staat.
Het is zeer serieus met deze zaak omgegaan en het heeft juist het uiter-
ste geprobeerd om op een verantwoorde wijze tot een lager bedrag te
komen. Maar als verder zou zijn gegaan dan is gedaan, dan zou het in
zijn ogen niet meer verantwoord zijn geweest. Het advies van de afdeling