APZ
21 juli 1988
76
HOOFDSTUK XII. TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING
Toetreding
Artikel 36
1. Toetreding tot deze regeling kan plaatsvinden bij een besluit van
het bevoegde orgaan van de desbetreffende toekomstige deelnemer en
indien de meerderheid van de leden van het algemeen bestuur daarin
bewil1igt.
2. Het besluit tot toetreding behoeft de goedkeuring van de Kroon.
3. De toetreding gaat in op de eerste dag van de maand volgende op
die van haar inschrijving in de in artikel 27 van de Wet bedoelde
registers, tenzij het in lid 1 bedoelde besluit een latere datum
aangeeft.
Ui ttredinq
Artikel 37
1. Een deelnemer kan uit de regeling treden bij een daartoe strekkend
besluit van het bevoegde orgaan van de desbetreffende deelnemer.
2. De uittreding gaat in met ingang van het cursusjaar, dat ten minste
2 jaar na de datum, waarop het uittredingsbesluit ingevolge artikel
60 van de Wet is goedgekeurd en is voldaan aan het bepaalde in
artikel 26 van de Wet, aanvangt.
3. Bij uittreding stelt het algemeen bestuur de verplichtingen van
de uittredende deelnemer vast. Als uitgangspunt geldt dat voor het
eerste jaar na de in het tweede lid bedoelde ingangsdatum 80% van de
deelnemersbijdrage door de uittredende deelnemer dient te worden be-
taald, voor het tweede jaar 60%, voor het derde jaar 40% en voor het
vierde jaar 20%.
- 22 -