wo 21 juli 1988
ARTIKEL 15 ALGEMENE GEBRUIKSBEPALING.
72
1. Het is verboden de onbebouwde gronden of de bouwwerken
binnen het plangebied te gebruiken op een andere wijze of
voor een ander doel dan blijkens de bestemmingen en voor-
schriften kennelijk toelaatbaar is of is aan te merken als
een normaal bestanddeel van dat kennelijk toelaatbare
gebruik.
2. Ten aanzien van de onbebouwde gronden wordt onder
verboden gebruik in ieder geval verstaan:
ahet gebruiken of laten gebruiken van de gronden als
opslagplaats voor bagger en grondspecie;
b. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als
opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor
gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen
daarvan, oude en nieuwe bouwmaterialen, afval, puin,
zand, grind en brandstoffen;
chet gebruiken of laten gebruiken van de gronden als
uitstallings- of opslagplaats voor al dan niet voor
gebruik geschikte voer- en vaartuigen of onderdelen
daarvan;
d. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als
uitstallings- of opslagplaats dan wel als stand- of
ligplaaCs voor caravans, woonwagens, tenten en andere
onderkomens;
e. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als
ligplaats voor woonschepen;
f. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als
sport-, wedstrijd- of speelterrein;
g. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als
parkeerterrein, kampeerterrein, zwemgelegenheid of lig-
of speelweide;
h. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden voor
het beproeven van motorsport of modelsport (vliegtui-
gen, vaartuigen, auto's e.d.)
tenzij het vormen van opslag betreft die noodzakeliik zijn
ter realisering van het ingevolge de bestemmingen of een
verleende aanlegvergunning toegelaten gebruik of die zi]n
aan te merken als een normaal bestanddeel van dat toegelaten
gebruik ofwel indien het de plaatsing van een toercaravan
betreft op de bij een woning behorende grond.
3. Indien strikte toepassing van het verbod, vervat in lid
1, leidt tot niet door dringende redenen te rechtvaaidigen
beperkingen van het meest doelmatige gebruik, verlenen
burgemeester en wethouders vrijstelling van dat verbod.
4. Een vrijstelling als bedoeld in lid 3 wordt niet
vérleend, dan nadat de Commissie voor Ruimtelijke Ordening
en Volkshuisvesting is gehoord en dan nadat belanghebbenden
gedurende 14 dagen gelegenheid is geboden om tegen het
voorgenomen andere gebruik schriftelijk bezwaren in te
37