APZ
29 september 1988
91a
De voorzitter wordt gekozen door de tien leden die ingevolge artikel 15
door de raden der gemeenten en de hoofdbesturen van de centrales zijn
aangewezen uit hun midden. De groepering waaruit de voorzitter bij zijn
aanwijzing tot lid van het bestuur stamt (een groep gemeenten of de cen-
trales), wijst vervolgens een nieuw bestuurslid aan, zodat het volledige
algemene bestuur uit elf personen bestaat.
Eén en ander is afwijkend ten opzichte van de huidige IZA-Regeling waar
de voorzitter in het algemeen van buiten de kring van de gemeenten of de
centrales afkomstig is. De nieuwe WGR sluit die mogelijkheid echter uit.
Tenslotte is in het kader van een systematischer indeling van dit hoofd-
stuk gekozen voor aparte paragrafen voor de secretaris en de bestuurs-
vergaderingen.
Onderdeel E.
De hieronder opgenomen bepalingen met betrekking tot het instituut heb-
ben alleen op enkele onderdelen een, door een gewijzigde benaming van
bestuur in algemeen bestuur, redactionele wijziging ondergaan.
Onderdeel F.
Ten aanzien van de procedure rond de vaststelling van de begroting en
rekening van het openbaar lichaam, geeft de wet gedetailleerde aanwij-
zingen. Hoofdstuk IX van de regeling sluit op de bepalingen van de wet
aan en legt de vaststel1ingsdatum op 1 juli voor zowel begroting als re-
kening.
Onderdeel G.
Nu de centrales van overheidspersoneel formeel op een andere wijze in de
IZA-Regeling participeren (zie ook toelichting bij onderdeel H) als voor-
heen, vloeit uit artikel 1 van de wet voort dat aan de centrales ook een
wijziging van de regeling wordt voorgelegd. Aan de stem van een centrale
wordt evenveel gewicht toegekend als aan de stem van een gemiddelde ge-
meente.
Onderdeel H.
Zoals reeds in de algemene toelichting werd aangegeven, is de IZA-Rege-
ling op gezamenlijk initiatief van gemeenten en organisaties van over-
heidspersoneel tot stand gebracht. Deze gedeelde verantwoordelijkheid
wordt ook tot uitdrukking gebracht in de bestuurlijke organisatie van
het IZA. Het bestuur is vanouds paritair samengesteld. De WGR van 1950
maakte een dergelijke bestuurssamenstel1ing op eenvoudige wijze moge-
lijk, door te bepalen dat inrichting en samenstel1ing van het bestuur
bij de gemeenschappelijke regeling zelve moest worden geregeld.
De bepalingen op dit punt in de wet van 1984 kennen daarentegen een min-
der ruime formulering.
De formulering van artikel 13 van de wet, dat de leden van het algemeen
bestuur worden aangewezen uit het midden van de raden der deelnemende
gemeenten, houdt in dat het niet zonder meer mogelijk is andere leden
in het bestuur te benoemen buiten de kring van de deelnemende gemeenten
om.
Om de participatie van de organisaties veilig te stellen, dient een
-19-