wo 105 drijfsvoerinq hehorende bebouwing, is het bij een nadere beschouwing mogelijk het betreffende bouwperceel onder handhaving van de be- bouwingsmogelijkheden zodanig te wijzigen dat geen bebouwing wordt toegestaan op de oostelijk van zijn woning gelegen gronden. Deze wijziging, waarmee de hierna onder 2 genoemde reklamant tijdens de hoorzitting instemde, houdt in dat de noordgrens van het bouw- perceel komt te liggen in het verlengde van de zuidelijke erfgrens van de woning van reklamant met een volledige bebouwingsmogelijk van het alsdan resterende gedeelte van het bouwperceel. Qua bebouwingsoppervlal levert dit voor het agrarische bedrijf een positief saldo van 30 mJ op De wijziging zal geen afbreuk doen aan de stedebouwkundige uitgangs- punten voor het agrarische gebied. 2. de heer J.W.M. Braam a. Ter zake het oostelijk van zijn bedrijfsrulmten gelegen bouwper- ceel wordt voorgesteld het bebouwlngs percentage van 60 te laten vervallen en uit te gaan van een maximale norm van 100Ï waardoor ca. 2500 m2 bebouwing als maximum mogelijk is. De aangegeven hoogtegrenzen binnen de bouwpercelen van respectievelijk 3-5 en 5-9 dienen op respectievel ijk 4-6 en 6-9 gesteld te worden waar- i door een doelmatig gebruik van gebouwen en kassen mogelijk wordt; b. reklamant verzoekt de wegbestemde schuur weer op te nemen in het plan en de bouwkaders op deze plaats te vergroten tot 500 m*. Door middel van een koppeiteken kunnen de bouwkaders dan worden be- schouwd als ëén perceel dat bij het bedrijf hoort; cmet betrekking tot het uit te werken woongebied merkt reklamant op dat bij de bepalingen van dit gebied zodanige waarborgen ontbreken dat de agrarische bestemming van de gronden van reklamant daar geen nadeel van zal ondervinden. Verzocht wordt alsnog deze waar- borgen op te nemen, o.a. betrekking hebbende op: - eventuele schaduwhinderhetzij van bebouwing, hetzij door op- gaande struiken of bomen, welk hinder vermeden dient te worden door een zonering toe te passen; - eventuele schade aan de waterhuishouding in verband met de op- hoging van het betreffende gebied; wijzigingen in de waterhuis- houding van het. aangrenzende agrarische gebied moeten worden uit- aesloten; 29 spptpmhpr 1908

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1988 | | pagina 75