APZ
2Z oktober 1988
111
"salaris-anciënniteit" de tijd die in aanmerking komt voor de
vaststelling van het salaris van een amb-
tenaar op een hoger bedrag dan het voor
hem/haar geldende minimum van de schaal
welke op zijn/haar functie betrekking
heeft;
"beschikbaarheidsdiensten" wacht-, consignatie- en piketdiensten, die
buiten de voor de ambtenaar vastgestelde
werktijden worden verricht.
Artikel 2.
De ambtenaren worden overeenkomstig hun functie bezoldigd volgens de sa-
larisschalen, vermeld in bijlage A van deze verordening.
Artikel 3.
1. De sa1aris-anciënniteit van een ambtenaar voor wie een salarisschaal
geldt, voorkomende in bijlage A van deze verordening, wordt zodanig
bepaald, dat de aanspraak op verhoging van salaris overeenkomstig de
bij zijn/haar functie behorende salarisschaal wordt verkregen op 1 ja-
nuari
2. Het salaris van een ambtenaar, als bedoeld in het eerste lid, die nog
niet de teeftijd van 21 jaren heeft bereikt, wordt vastgesteld op het
bedrag dat in de voor hem/haar geldende salarisschaal voor zijn/haar
leeftijd is aangegeven, met dien verstande, dat aanspraak op verhoging
van salaris ontstaat op 1 januari van het jaar, waarin een hogere
leeftijd wordt bereikt.
3. Van het bepaalde iri het vorige lid kan worden afgeweken door het toe-
kennen van een hoger salaris, ingeval daartoe naar het oordeel van
burgemeester en wethouders aanleiding bestaat.
Artikel 4.
Bij bevordering zal een ambtenaar niet in een minder gunstige toestand
mogen komen dan hij/zij verkeerde in de functie vöör de bevordering en
zal zijn/haar salaris in de nieuwe functie te allen tijde ëën anciënni-