APZ
21 oktober 1988
111
teitsverhoging uitgaan boven het salaris dat hij/zij in de verlaten func-
tie zou hebben genoten.
Artikel 5.
Burgemeester en wethouders bepalen op grond vari niet-vol ledige werktijd
het salaris naar evenredigheid met de werktijd.
Artikel 6.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij meer dan gewone bekwaamheid,
geschiktheid en dienstijver extra salaris-anciënniteit toe te kennen.
Artikel 7.
1. Aan de ambtenaar die naar het oordeel van burgemeester en wethouders
bijzondere persoonlijke eigenschappen bezit., welke voor de vervullinq
van zijn/haar betrekkiny van belang zi.in, kan door hen een vaste of
tijdelijke toelage worden verleend.
2. Een vaste of tijdelijke toelage kan worden ingetrokken, indien de re-
denen op grond waarvan de toelage is toegekend, niet meer aanwezig
zi jn.
3. Een vaste of tijdelijke toelage, als genoemd in het eerste lid, kan
niet meer bedragen dan 20% van het salaris.
Artikel 8.
1. Indien het salaris minder is dan het maandbedrag van het minimumloon,
dat krachtens de artikelen 7, 8 en 14 van de Wet minimumloon en mini-
mumvakantiebijslag geldt voor werknemers van dezelfde leeftijd als de
ambtenaar, wordt aan hem/haar een toelage toegekend ten bedrage van
het verschil.
2. Voor de ambtenaar met een onvolledige werktijd wordt het voor werk-
nemers van dezelfde leeftijd geldende minimumloon geacht te zijn vast-
gesteld op een evenredig deel van het minimumloon bij een volledige
werkti jd.
3. De toelage, bedoeld in het eerste lid, komt geheel of gedeeltelijk te
vervallen, naar gelang het daar bedoelde verschil door vermeerdering
van salarisanciënniteit wordt opgeheven.
-5-