wo 27 oktober 1988 105 ARTIKEL 11 ERF (E) 1. De op de kaart als zodanig aangegeven gronden zijn bestemd voor erf bij ge- bouwen op hetzelfde bouwperceel of het perceel waartoe zij blijkens hun situ- ering behoren. 2. Op de in lid 1 bedoelde gronden zijn toelaatbaar: a. praktijkruimten; b. bijgebouwen; c. voor bewoning bestemde aan- of uitbouwen; d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; e. tuinen, waaronder begrepen verhardingen 3. De gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de aandui- dingen op de kaart en de volgende bepalingen: a. van de oppervlakte van de in lid 1 bedoelde gronden mag per op de begane grond gelegen woning ten hoogste 30% - met een maximum van 30 m2 - worden bebouwd met bouwwerken als bedoeld in lid 2, onder a, b en c; bop de gronden met de in lid 1 bedoelde bestemming grenzend aan de gronden met de bestemming "Woondoeleinden en detailhandel" mag per detailhandels- vestiging of dienstverlenend bedrijf ten hoogste 65 raet een maximura van 75 m2 worden bebouwd met niet voor bewoning bestemde bijge- bouwen; c. de voor bewoning bestemde aan- of ui>:bouwen mogen alleen worden gebouwd aan de zijgevel van een eindwoning tot aan het verlengde van de van de weg afgekeerde bouwgrens van deze woning. d. praktijkruimten mogen alleen worden gebouwd als aangebouwd aan de woningen op de aangrenzende gronden; e. op de op de kaart met de aanduiding pr aangegeven gronden is naast de erf- bebouwing, bedoeld onder sub a. van dit lid, het bouwen van een praktijk- ruimte toelaatbaar, zulks met inachtneming van van de op de plankaart aangegeven hoogtematen en tot een oppervlakte van ten hoogste 80 m f. daar waar op de kaart de nadefe aanduiding (zw) is aangegeven mag een LL oppervlakte van ten hoogster200/m2 worden bebouwd met inachtneming van de op de kaart aangegeven hoogfëBepalingen. 4. De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend worden gebouwd met in- achtneming van de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag ten hoogste 1.80 meter bedragen; b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3.00 meter bedragen. 5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het be- paalde in lid 3, onder a, voor het vergroten van het maximaal toelaatbaar te bebouwen oppervlakte, met dien verstande dat: a. vrijstelling uitsluitend mag worden verleend ten behoeve van het aanbouwen aan de zijgevel van een eindwoning; b. van de bij een eindwoning behorende gronden met de in lid 1 bedoelde be- stemming ten hoogste 40% mag worden bebouwd met een maximum van 40 m 6. Een vrijstelling als bedoeld in lid 5 wordt niet verleend dan nadat belang- hebbenden gedurende 14 dagen na publikatie in de gelegenheid zijn gesteld daartegen schriftelijk bezwaren in te dienen bij het college van burgemees- ter en wethouders. 7. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situerirv3, de lengte en de hoogte van de gebouwen, die ingevolge het bepaaide in lid 2 toelaatbaar zijn, indien deze gebouwen over een lengte van meer dan 2.00 raeter, hetzij in de erfscheidinghetzij binnen een afstand van 2.00 meter hiervandaan zullen worden gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1988 | | pagina 16