293 24 november 1988 ery inoet oppdssen. Het al lerbelanyri jkste bij irispraak is dat men er eer- lijk mee omgaat en de mensen wijst op de grenzen van de inspraak, maar ook dat îs moeilijk, want het wordt vaak geïnterpreteerd als paternalis- me als men zegt waar men wel en waar men niet op kan inspreken. Men zegt dan dat men zelf wel uitmaakt wat men wil zeggen. Dat komt men iedere keer weer tegen; dus het eerlijk met het instrumeritarium omgaan is het belangrijkste. Als men dat gevoel over en weer krijgt, dan kan men in de loop van het gesprek zelf vaak goed de nadere detiniëring aangeven. Maar dat hangt ook sterk van het onderwerp af. Als de raad zich al'uit- gesproken heeft in een bepaald opzicht, is het ook buitengewoon moeilijk want dan heeft de raad de randvoorwaarde ai bepaald en de raad is nu één- maal het hoogste orgaan. Dus als het hoogste orgaan gesproken heeft dan kan men verder niet verwachten dat er iets anders uit de bus komt. In het voorterrein bij een nieuw bestenmingsplan is het iets gemakkelij- ker, dan kan men nog op allerlei signalen reageren. Maar voor zaken die vastlîggen is het altijd moeilijk om bij de inspraak duidelijk te maken dat het geen wassen neus is. Inderdaad blijft een herijking van een aan- ta 1 zaken belangrijk. Voorlichting kan daarin een belarigrijke rol spelen. De opmerking over het aantal besloten vergaderingen verbaasde spreker, want hij zou wel eens een inventarisering willen zien of het inderdaad zo slecht is met besloten vergaderingen. De heer Van SchaIkvyijk denkt dat het aantal besloten vergaderingen teruggebracht kan worden. Het college zou zich moeten bezinnen over die vergaderingen waar voornemens van het college, voordat ze de inspraak in- gaan, in een commissie worden behandeld en over de politieke bestuurlij- ke betekenis daarvan. De voorzitter meent dat het college daar dan eens over moet praten. Er zijn natuurlijk bepaalde materies - aanbestedingen en al dat soort za- ken - waar het niet anders kan, maar dat zal de heer Van Schalkwijk niet bedoelen. Inzake de nieuwe Gemeentewet denkt spreker dat dit een goed moment is om aan een gedeelte van deze problemen in de positie van het college en de raad en de verhouding daarvan eens behoorlijk aandacht te besteden. Desnoods moet er iemand gevraagd worden om dit eens met een qoed verhaal toe te lichten. Er is gevraagd hoe het staat met de subsidie van het rijk ten aanzien van de basisgezondheidsdienst. Spreker heeft daar naar laten inforineren; men verwacht daar volgende week uitsluitsel over. Heemstede heeft wel de da- tum gehaald, dus het college gaat ervan uit dat dit wel goed zal komen. Mevrouw Van der Pas heeft al gesproken over de preventie en het onder- wijs, want zij heeft al een gesprek gehad met de middelbare scholen, ge- bruik makend van een pakket informatie dat weer van de G.G.G.D. Haarlem afkomstig was. De B.A.G.D. zal wel leverancier blijven van het materiaal en van de wijze van voorlichting, maar het zal altijd via de wethouder van onderwijs naar de scholen toe moeten, voorzover het college daar in- vloed op heeft. Het probleem voor Heemstede is dat de middelbare scholen daar de grootste rol in spelen en dat de gemeente daar een heel andere positie in heeft dan op de basisscholen. Maar de know-how komt van de B.A.G.D. of G.G.G.D. en er zal in goed overleg gekeken moeten worden hoe dat bij de scholen en eventueel ook op een andere manier bij de jeugd komt. Er is ook gevraagd hoe dat verder in de eerste lijn gaat lopen. Oe B.A.G.D. moet nog gaan draaien; spreker wil daar niet op vooruitlôpen. Er speelt natuurlijk thans zeer veel op het gebied van de volksgezond-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1988 | | pagina 47