30 maart 1989
55
XIV. Plan tot reorqanisatie van de drinkwatervoorziening in de
provincie Noord-Ho'fland (volgnr. 33)
De heer Van Schalkwijk merkt op, dat Heemstede water betrei<t van
het Waterleidingbedrijf van de gemeente Amsterdam. Dat is ook heel erg
praktisch, het bedrijf ligt hier en het leidingnet ligt hier ook. Het
heeft hem dan ook verbaasd dat van de zijde van de provincie nu een
aanwijzing in het plan voor de drinkwatervoorziening opgenomen is dat
Heemstede toegewezen zou moeten worden aan het verzorgingsgebied van
de WLZK.
Hij is met name verbaasd over de argumenten die daaraan ten grondslag
liggen. Maar ook de argumenten die daar juist niet aan ten grondslag
liggen. Want toen het beroep bij de Kroon over de
drinkwatervoorziening aan de orde was is met name ook aandacht
geschonken aan de technische situatie waarin Heemstede ten opzichte
van het waterleidingbedrijf van Amsterdam verkeert. En dat ziet men in
het betoog van de provincie als overweging nauwelijks weer terug.
Het eerste opmerkelijke argument is het element van de democratische
controle. Dat vond spreker eigenlijk wel een aardige, want het is er
één met wijdere strekking. De provincie maakt zich zorgen of de
gemeenteraad in staat is om voor hun eigen democratische belangen op
te komen. Dat betekent met name de uitvoering van taken die aan de
gemeente toebehoren. Spreker verwacht dus straks een intensief beleid
van de zijde van de provincie om op het gebied van de privatisering de
gemeente te wijzen op de gevolgen van democratische controle bij
besluit tot privatisering.
Ook heeft spreker zich verbaasd over het doorslaggevende argument dat
de provincie hanteert met betrekking tot de wettelijke verplichting om
intergemeentelijke samenwerking te bevorderen. Hoe bevordert men
inter-gemeentelijke samenwerking? Spreker denkt dat dit een zaak is
van overleg; van mensen met elkaar in gesprek brengen met betrekking
tot die zaken, die voor iedereen nuttig en nodig zijn en die door de
verschi1lende gemeenten ook als nuttig en nodig worden gezien. Spreker
denkt dat het tegenovergestelde van intergemeentelijke samenwerking
wordt bereikt, als men dwangmatig op gaat leggen dat de ene gemeente
met de andere gemeente moet gaan samenwerken. Spreker is van oordeel
dat de interpretatie van de provincie van het begrip "bevorderen van
intergemeentelijke samenwerking" eens een keer aanpassing behoeft. Wat
dat betreft is sprekers fraktie ook zeer verheugd over de wijze waarop
het college in de vorm van dit bezwaarschrift tegen het plan van de
provincie heeft gereageerd.
De heer De Bruijn merkt op, dat volgens het ontwerpplan van de
provincie Noord-Holland tot reorganisatie van de drinkwatervoorziening
met de distributie van drinkwater in deze gemeénte het
Waterleidingbedrijf Zuid-Kennemerland belast zal worden. Het college
wil echter dat deze gemeente wordt toegewezen aan
Gemeentewaterleidingen Amsterdam. Hierdoor wordt een sedert 1909
bestaande samenwerking met Amsterdam gecontinueerd. B en W voeren in
het raadsvoorstel en in een ontwerp-bezwaarschrift aan Provinciale
Staten van Noord-Holland diverse en naar het lijkt steekhoudende
argumenten voor die continuering aan. In een brief over deze kwestie