-8-
Verdellng ln soorten opleidlngen.
Er bestaan enorm veel opleldingen in Nederland. Dit varieert van het basis-
onderwijs tot opleldlngen, die mensen puur uit hobbyisme volgen.
In het navolgende ral hierop een beperklng worden aangebracht, die opleiden
binnen het aandachtsgebled van de arbeldsorganisatle brengt en daarin een
onderverdeling maakt.
1Vakgerlchte part-time beroepsschollng
Hieronder worden begrepen opleldlngen als BestuursambtenaarArchief-
medewerkerHoderne BedriJfsadministratieeen EVRO chauffeursopleiding,
Mlddelbaar Gastechniek, opleidingen ln het Leerlingstelsel, en dergelijke.
A1 dete opleldlngen hebben gemeen dat zij gevolgd worden op basis van
een afgeronde algemeen vormende dagoplelding of dagberoepsopleiding.
Zij vormen in aile gevallen een voorwaarde om de functle te kunnen ver-
vullen binnen de organisatie.
Bij binnenkomst ln de organisatie zou het al dan niet volgen van een
dergelijke oplelding onderdeel moeten vormen van de loopbaanplanning
van betrokkene.
Aangezien betrokkenen veelal zichzelf opgeven bij een opleidingsinstituut
en om toekennlng van de studlefacllitelten verzoeken bestaat geen behoefte
aan extra sLlmuierlng; wel Is aandacht en begeleldlng tijdens de studle
door bijvoorbeeid de chef van groot belang. Daarnaast kunnen de op dit
moment reeds gebruikelijke studiefaciliteiten worden verleend.
2Vakgerlchte bljscholing.
Hler gaat het om seminars, congressen, cycli en bijscholingsbijeenkomsten
over nleuwe wetten, regels, normen, vakmethoden en technieken binnen het
eigen vakgebied/de elgen functie.
Van belang Is dat betrokkene op de hoogte blijft van nieuwe ontwikkelingen
binnen de functie en het vakgebied.
Het belang van betrokkene is hlerop afgestemd, hoewel dit niet aitijd zo
wordt ervaren.
Dit samenspel van belangen zou onderdeel moeten vormen van elk functio-
neringsgesprek tussen chef en medewerker.
Dit kan m.n. stimulerend werken, naast de aandacht die de chef besteedt
aan deze bijscholing.
Daarnaast dient in de faciliteitensfeer ruirae gelegenheid tot bijscholing
voor rekening van de werkgever te blijven bestaan.
3. Bijschollng t.b.v. de zich veranderende organisatle
Hierbij gaat het om bijscholing, die hun oorsprong vinden in veranderde
maatschappelijke opvattingen over taaklnhoud en taakuitoefening.
Dit kan bijvoorbeeld plaatsvlnden op het gebled van automatiserlngde wijze
van omgang met het publlek, lnspraak door de bevolking, medezeggenschap
door werknemers, schriftelijke advisering aan het gemeentebestuurmanler
van leldlnggeven, en dergelijke.
Als de gemeente haar taak correct en volgens de elsen van de tijd wil
blijven uitvoeren dan is deze bijscholing vanuit de organisatie gezien
onontbeerlijk.
De individuele werknemer kan wel geïnteresseerd zijn, maar hoeft niet in
alle gevallen enthousiast te zijn.
Vanuit overleg binnen afdelingen, maar ook vanuit ontwikkelingen in de
organisatie dienen de signalen centraal te worden vertaald in prioriteiten-
stellingen en cursusaanbod
Door m.n. de leidinggevenden zal deelname moeten worden gestimuleerd ten
behoeve van een goede taakuitoefening.
De organisatie moet hierbij worden verzorgd door en op kosten van de
werkgever