APZ 29 juni 1989 70 Artikel 3 1. Het ouderschapsverlof bedraagt een aaneengesloten periode van ten- nnnste eén en ten hoogste zes maanden over maximaal de helft van de voor belanghebbende geldende arbeidsduur per week met een minimum van 7 uren en 36 min. dan wel ëën werkdag. 2. De belanghebbende meldt het voornemen om ouderschapsverlof te nemen tenminste twee maanden voor het tijdstip van ingang van het ouder- schapsverlof 3. Het ouderschapsver,of »„rdt toegestaen, ,„d,en het dlenstbelang t,ch daartegen verzet. geva, ,a„ roosterdlensten ta„ „„der,,„g overleg „„rde„ gekozen voor ee„ aa.gepast, p, rege,,„g. Artikel 4 1. Gedurende het ouderschapsverlof heeft belanghebbende recht op door- betalmg van 75% van de bezoldiging over de arbeidsduur waarvoor het ouderschapsverlof geldt. 2. Wanneer belanghebbende ambtenaar is in de zin van de Algemene burger- Hjke pensioenwet, komt gedurende het ouderschapsverlof het deel van het Pensi°enbijdrageverhaal dat belanghebbende bij volledige functie- uitoefening moet afdragen, minus het pensioenbijdrageverhaal dat ge- durende het ouderschapsverlof moet worden afgedragen, voor rekening van de werkgever. 3. Als gevolg van de toekenning van ouderschapsverlof komt er geen wijzi- 9ing în de omvang van de bijdrage aan het Instituut Ziektekostenvoor- ziening Ambtenaren die de belanghebbende moet afdragen 4. Het inhoudingspercentage krachtens de Inhoudingswet Overheidspersoneel 1982 ondergaat geen wijziging als gevolg van de toekenning van ouder- schapsverlof Artikel 5 1. Over de periode van het ouderschapsverlof vervalt een evenredig deel van het recht van belanghebbende op vakantieverlof. 2. In geval van ziekte van belanghebbende gedurende het ouderschaps- verlof kan geen opschorting van het ouderschapsverlof plaats hebben. - 4 -

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1989 | | pagina 152