ARTIKEL 21
ALGEMENE VRIJSTELLINGEN
1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de
bepalingen van het plan voor:
a. het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten behoeve
van openbare nutsbedrijven en/of van andere naar doelstelling daarmee
vergelijkbare instellingen, zoals transformatorhuisjesschakelhuisjes,
gemaalgebouwtjestelefooncellen en wachthuisjes voor verkeersdiensten,
mits deze niet groter zijn dan 50 m3 en de bouwhoogte niet meer bedraagt
dan 3.00 m;
b. het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die om waterstaatkundige
of verkeersredenen noodzakelijk zijn, zoals duikers en keermuren;
c. geringe veranderingen in de traces van wegen en de aanpassing daaraan
van de ligging en de vorm van bestemmingsgrenzen, indien bij definltieve
uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van
het terrein slechts kan worden uitgevoerd als op ondergeschikte punten van
het plan wordt afgeweken, met dien verstande dat het trace van een weg
alsmede de bestemmingsgrens ten hoogste 2.00 m mag worden verlegd;
d. afwijkingen van het plan, inbegrepen bouwgrenzen en oppervlakten ten-
einde de uitvoering van een bouwplan mogelijk te maken, indien op grond
van een definitieve uitmeting of in verband met de verkaveling en/of
situering blijkt, dat aanpassing van het plan noodzakelijk is en de
afwijking van zo ondergeschikte aard blijft, dat de structuur van het
plan en de belangen van derden niet worden geschaad, met dien verstande
dat de afwijking niet meer mag bedragen dan 10%.
2. Een besluit tot vrijstelling als bedoeld in lid 1 onder a en d wordt niet
genomen, dan nadat de Commissie voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuls-
vesting is gehoord en dan nadat belanghebbende gedurende 14 dagen in de
gelegenheid zijn gesteld daartegen schriftelijk bezwaren in te dienen.
- 34 -