WE 22 december 1989 116 14. In geval van faillissement of surséance van betaling van huurster heeft verhuurster het recht de overeenkomst onmiddellijk te beëindigen. 15. Huurster is verplicht bij het einde van de huur het gehuurde ontruimd, in goede staat en behoorlijk schoongemaakt op te leveren, bij gebreke waarvan het nodige vanwege verhuurster op kosten van huurster zal kunnen geschieden. Alle goederen, welke huurster na beëindiging van de huur, in het gehuurde zal achterlaten, zullen geacht worden door haar aan verhuurster afgestaan te zijn en deze zal over deze goederen als haar eigendom kunnen beschikken zonder daarvoor enige vergoeding aan huurster behoeven te geven of haar daaromtrent enige verantwoording schuldig te zijn, onverminderd het recht van verhuurster om deze goederen op kosten van huurster te verwijderen. 16. Huurster zal in gebreke zijn door het enkele feit van de overtreding van één der bepalingen van deze overeenkomst of door het enkele verloop van de gestelde of te stellen termijn zonder dat een verzuimstelling nodig zal zijn. 17. Indien huurster na afloop van de huur in het bezit is gebleven van het gehuurde, zal daarvoor geen nieuwe huur als bedoeld in de artikelen 1609 en 1623 van het Burgerlijk Wetboek ontstaan. 18. Alle kosten van deze overeenkomst en van de tenuitvoerlegging daarvan komen voor rekening van de huurster.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1989 | | pagina 36