26 april 1990
98
voerenIk zie mij dus genoodzaakt niet. regelmatig te biikken naar een
stuk [>apier voor mij, maar om het a 1 improviste t.e doen en als ik dan
aan het woord improviste denk dan denk ik inderdaad în de Franse
richting en ik herinner mij, dat ik in het verleden eens lid was van
een intemationale c.ommissie onder voorzitterschap van een Fransman, de
heer Boscary Monsservin. Uie man had de natuurlijke gave van het woord.
Ilij kwam uit zuidelijke streken en was uitermate begaafd om zonder
voorbereiding zeer lang het woord te voeren. Waarom zeg ik dat? Niet om
u de schrik op het lijf te jagen, dat ik zijn voorbeeld vanavond zal
volgenNaast die gave had hij een gezicht met een vnj lange kin en de
leden van de commissie keken bij gelegenheden altijd zeer beducht naar
die kin. Want als die openzakte dan wist men dat men wel een halfuurtje
kon uit.trekken voor de waterval die zou komen. Dat zal ik vanavond dua
niet doen. Het uur vordert al en er is al heel tvat spraakwater over de
tafel gegaan. Ik kan mij voegen bij vele opmerkingen, die tot nu toe
gemaakt zijn. Ik zal mij beperken tot een tweetal waarnemingen
mijnerzijdsIn de korte periode, dat ik van de raad deel heb mogen
uitmaken, viel mij vooral in de beginp«;riode op - geleidelijk aan leer
je er mee te leven - de bijzondere gedegenheid en uitvoerigheid waarmee
de raadsleden de zaken, die op tafel kwamen, behandelden. Ik had er tn
het begin echt moeite mee te onderscheiden of wij nu achter het
ambtelijk bureau zaten of zelfs op de stoel van het. college, of dat. men
dit als ratuisl id deed. Ik heb vaak de overtuiging gehad, om even te
refereren aan de woorden van de heer Van Schalkwijk, die sprak over het
verschil tussen de funktie van bestuurder en volksvertegenwoordiger
dat we zelf vaal( de neiging hadden om op de dagelijkse bestuurdersstoel
te gaan zitten om nogmaals het. ambtelijke weik te kontroleren, laat
staan over te doen. Ik denk dat er eens over gesproken zou kunnen
worden of je de rol van het raadsl idmaatschap niet. zou moet.en beperken
tot de taak, die eigenlijk oorspronkelijk aan de raad is toebedeeld. Ik
heb er ook nog eens bij stilgestaan tijdens deze college-onderhandelin-
gen. Het probleem van vier of drie wethouders. Als je eens naar andere
gemeenten kijkt dan zie je dat een gemeente van deze omvang het ook met
drie wethouders doet en ook nog vaak in een part-time bezigheid. lk
denk dus ook dat. in dat opzicht. wel mogel i jkheden zijn om ook op
bestuursniveau de grote lijnen wat meer in acht te nemen. Dat is een
persoonlijke ervaring en ik besefdat die niet steeds gedeeld wordt
door iedereen hier aan tafel. Ik meen toch dat het. een bijzondere
cultuur is, die ik in Heemstede heb waargenomen. Een andere ervaring is
geweest de grote zorgvuldigheid van de raadsleden ten opzichte van de
belangen van de burger. Het grote probleem daarbij is vaak, dat je dan
moet kiezen. Je wordt geconfronteerd met de eis van de burger om zijn
belangen te behartigen en dan kom je toch vaak in de problemen. Bij een
vorige gelegenheid heb ik gerefereerd aan een Franse Schrijver,
Boileau. De uitdrukking "On ne peut pas contenter le diable et son
pere"dat wil zeggen; "Je kunt de duivel en zijn vader niet tegelij-
kertijd tevreden stellen" is vaak toepasselijk bij het raadslid-
maatschapJe kunt niet alle burgers tevreden stellen ook al zou je dat
wel willen. Het is een probleem waar wij regelmatig mee te maken
hebbenEn ik denk, dat naarmate de betrokkenheid van de burger bij het
bestuur toeneemt, dat een steeds groter probleem zal worden waar de
raadsleden mee zullen moeten worstelen. Ik zou het hierbij wiilen laten
voorzitter.
I)e heer Röiiich: "Voorzitter, het is t.ien voor twaalf en ik zag
gedekt.e tafels aan de andere kant, dus ik zal het kort houden. In de
bijna drie jaar dat ik raadslid ben geweest heb ik aan de raadstafel