APZ
27 september 1990
nr85
naar de onderwijsgevende met de kortste diensttijd
die onderaan de lijst komt, terwijl in geval van
gelijke diensttijd de jongste in leeftijd lager in
volgorde wordt geplaatst.
3. De in het protocol neer te leggen afvloeiingsvolgorde van de
in lid 2 genoemde onderwijsgevenden wordt als volgt bepaald:
a. de onderwijsgevende die op 31 juli 1985 schoolleider was
en die op 1 augustus 1985 geen directeur is, vloeit als
laatste van de onderwijsgevenden af; indien het om meer
dan een ex-schoolleider gaat, is hun diensttijd bepalend
voor hun onderlinge volgorde en ingeval van gelijke
diensttijd wordt de jongste in leeftijd lager in volgorde
geplaatst;
b. voor de overige onderwijsgevenden worden de lijsten I en
II als volgt van onderop ineengeweven:
1. onderaan de onderwijsgevende met de kortste dienst-
tijd, ongeacht de lijst waarop de onderwijsgevende
is vermeld; en in geval van gelijke diensttijd komt
de jongste in leeftijd het eerste in aanmerking;
2. vervolgens de onderwijsgevende van de andere lijst
met de kortste diensttijd - en in geval van gelijke
diensttijd komt de jongste in leeftijd het eerste în
aanmerking - en vervolgens om en om, met dien ver-
stande, dat
3. wanneer een onderwijsgevende van lijst I aan de
beurt is die meer diensttijd heeft dan de volgen-
de(n) van lijst II, deze laatste(n) voor gaat(n);
4. bij beëindiging van de door het bevoegd gezag ver-
strekte aanstelling aan de desbetreffende basis-
schoolvervalt de plaats van de onderwijsgevende op
het protocol;
5. de onderwijsgevende die overeenkomstig de artikelen
2 en 3 voor afvloeiing in aanmerking komt, wordt
voor ontslag overgeslagen, indien deze op het proto-
col een hogere dan de laatste plaats inneemt, met
inachtneming van het in artikel 2, lid 4, bepaalde;
6. het vijfde lid is niet van toepassing op de onder-
wijsgevende die aan het bevoegd gezag schriftelijk
te kennen heeft gegeven geen bezwaar tegen afvloei-
ing te hebben, met inachtneming van het in artikel
2, lid 4, bepaalde.
Artikel 4a FusieprotPCdl
1. Burgemeester en wethouders stellen voor de gefuseerde basis-
school een fusieprotocol vast met inachtneming van het in de
leden 2 en 3 bepaalde.
2. Voor de gefuseerde basisschool wordt van de belanghebbenden
die daar op de dag dat de fusie is gerealiseerd als onder-
wijsgevende in vaste dienst zijn aangesteld en die op de dag,
voorafgaande aan die fusie aan één van de bij de fusie be—
trokken basisscholen waren aangesteld:
a. een lijst opgesteld die de afvloeiingsvolgorde aangeeft
7