WE
20 december 1990
128
2. de Stimuleringsmaatregel Kinderopvang wordt in de komende
jaren uitgebreid tot de opvang van schoolgaande kinderen.
Door het Mimisterie van W.V.C. is reeds aangekondigddat
opnarae van deze vorm van kinderopvang in de verordening
eveneens verplicht zal worden gesteld. Uit praktische
overwegingen verdient het aanbeveling hierop nu reeds
vooruit te lopen.
Juridische qrondslaa
De juridische basis van de voorliggende verordening is artikel
168, juncto de artikelen 169, 195 en 210 van de Gemeentewet.
In genoemde artikelen zijn opgenomen
1. De bevoegdheden van de gemeenteraad m.b.t. de vaststelling
van verordeningen die in verband met de openbare orde, de
zedelijkheid en de gezondheid kunnen worden vereist,
alsmede verordeningen betreffende de huishouding van de
gemeente (art. 168).
2. De bevoegdheden van het college van burgemeester en wet-
houders m.b.t. het stellen van nadere regels over de in de
verordeningen voorkomende onderwerpen (art. 168).
3. De strafrechtelijke sancties (art. 195).
4. De mogelijkheden voor bestuursdwang (art. 210).
Voorts vloeit de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de
kinderopvang voort uit een aantal algemene wettelijke taken, te
weten
- de Brandweerwet
- de Wet bestrijding infectieziekten;
- de Woningwet.
Wij zijn van mening, dat er op grond van bovenstaande voldoende
mogelijkheden zijn om de verordening eveneens van toepassing te
verklaren op niet-gesubsidieerde kinderopvangvoorzieningen
Het gevaar hierbij te worden aangesproken op de financiële
gevolgen van de opgelegde kwaliteitseisen achten wij niet aan-
wezig, aangezien de gemeente gebruik maakt van haar algemene
wettelijke bevoegdheid.
Bij het opstellen van de verordening is gekozen voor een ver-
gunningsystematiek, hetgeen inhoudt, dat een ieder die een voor-
ziening voor kinderopvang wil houden, hiervoor bij ons college
een vergunning dient aan te vragen. Deze vergunning zal eerst
worden verleend nadat aan de in de verordening gestelde eisen
wordt voldaan.
De rechtsbescherming van de vergunningaanvragers cq -houders is
geregeld via artikel 7 van de Wet administratieve rechtspraak
overheidsbeschikkingen, op grond waarvan belanghebbenden in de
gelegenheid zijn een bezwaarschrift in te dienen tegen een
beslissing van of namens ons college.
2