50
Boutens, Leopold, Keuls en tutti quanti in hun z.g. Oosterse
kwatrijnen allen schatplichtig aan zijn). De Rubaiyat verscheen
in 1861 maar ondanks zijn intieme vriendschap met de auteur,
had Keene er tot 1-881 nog nooit van gehoord. Terecht tekent
de biograaf hierbij aans „The story emphasises not only Pitz
Gerald's modesty, but the slowness with which a wide public
came to appreciate his masterpiece".
Een brief van Pitz Gerald, eveneens uit 1881aan Fanny
Kemble, tekent Keenes „Charles Keene will be here from Friday
to Monday. And I will get a carriage and take him a long
drive into the country, where it is greenest. He is a good
fellow, and has lately lost his mother, to whom he was a very
pious sonj a man who can reverence, although a droll in
Punch.
Tot aan haar dood had Keene (die toen bijna zestig was) met
zijn moeder samengewoond, en ook daarna bleef hij vrijgezel .Een
van zijn vrienden meende daarvoor de reden te wetens „I be
lieve Mr.Keene had a very strong objection to any woman en
tering his studio to put it tidy".
Het leven van deze onvergelijkelijke tekenaar ligt geheel in
zijn werk en haar gestadige regelmaat» Daarnaast was hij een
van de meest originele, eerlijke, beminnelijke en charmante fi
guren onder de Britse kunstenaars. Hij stierf 4 januari I89I0
De week daarop las men in Punch een afscheidsgedicht van
E.J.Millikens
Prank, loyal, unobstrasivesimple-hearted,
loving his book, his pipe, his song, his friend,
Peaceful he lived and peacefully departed,
A gentle life-course, with a gracious end.