42 WEMMICK A1ÏD EICHMANN Er is iets vreemds met de boeken van Dickens» Aanvankelijk meent men hun personnages te kunnen verdelen in duivels en- engelen, maar bij nader toezien bespeurt men kleine trekjes, die niet in dit schema passen. Dickens beschrijft Pickwick als een stipt en betrouwbaar mens met vaderlijke zorg voor zijn jonge vrienden, maar als hij voor Winkle moet gaan pleiten, bij diens .strenge vader, dan is hij zelf half dronken en zijn be geleiders zijn het helemaal. Bepaald geen gezantschap, waar van men grote diplomatieke resultaten mag verwachten. Micawber, die vrolijk geld lenend door de wereld gaat, omdat hij er van overtuigd is dat hij het morgen zal terugbetalen, laat een doodarme student borg voor hem staan. Als dan in een gesprek blijmoedig geconstateerd wordt, dat er nog een flinke lening op genomen moet worden, leunt hij achterover in zijn stoel, speelt met zijn monocle en kijkt naar het plafond, maar houdt uit zijn ooghoeken Traddles (de borgsteller) nauwkeurig in de gaten. Hij voelt zich blijkbaar niet op zijn gemak, hij weet dus best dat het geen zuivere koffie is. Spenlow, een keurig rechtsgeleerde, houdt zulke cynische praat over rechtszaken, dat je je afvraagt waar het recht nog door hem gediend wordt. Maar dat zijn allemaal maar heel kleine trek jes, de schijnwerper blijft gericht op hun vriendelijkheid, keu righeid of wat Dickens dan ook tonen wil. Het treffendste voorbeeld, dat ik in dit opzicht ben tegen gekomen, is Wemmick uit „Great Expectations"Wemmick is een advocatenklerk van middelbare leeftijd, die samen met zijn va der een soort volkstuinhuis je in een buitenwijk van Londen, Walworth, bewoont. Het is opgezet als een miniatuur fortje, met een torentje, kanteeltjes, een gotisch deurtje (Wemmick gooit zijn stijlen wat door elkaar), een vlaggestok en een slotgracht met ophaalbrug (een plank over een sloot). Op het erf staat een kanon, dat echter zo klein is, dat het door een zeildoeken parapluutje beschermd wordt tegen de regen. Binnenin dat huisje, als een noot in een dop, zit een oude, goedgemutste, propere heer voor een helder brandend haard vuur. Met glinsterende oogjes zit hij te wachten tot de pook roodgloeiend is. Y/emmick kijkt vertederd toe, tot Aged P.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1962 | | pagina 6