67 zich clandestien hij hen voegden, omdat er voor hen géén be staansmogelijkheden meer waren .in het Oude Duitsland bewijst geenszins, dat E, zo een gezellige huisvader was. Of zo goed kon figuurzagen. Wel is het een historisch feit, dat hij éénmaal de gezel lige sfeer thuis heeft moeten onderbreken, om even een jon gen eigenhandig dood te ranselen, die zijn Eichmann's) fruit boom plunderde, - Hoe kan men W. met E. vergelijken En nu is het zo jammer, dat schrijfster, op grond van de ze foute vergelijking, en passant Dickens een veeg uit de pan geeft Wij hoorden al eerder, dat elk wijsgerig denken aan D, vreemd was, Nu vernemen wij bovendien, dat D, eenvoudig nooit doordacht, ja zelfs nooit nadacht, Wel Ytfordt hem, voor hoe lang nog, een ongelooflijk scherp waarnemingsvermogen toegeschreven. Alsof dit iets anders is als het vermogen om goed te kunnen combineren en deduceren, dus door te denken! Ik heb indertijd van schrijfster een beter doordachte ver gelijking gehoord tussen Dickens's lessenaar, en Napoleon's veldbureau. Naam en adres bekend bij de redactie. M.B. o Antwoord aan de Heer M.B. Het is een vreemde liefde die haar object opsiert met allerlei kwaliteiten die het niet bezitEigenlijk is het geen liefde want men bemint niet iets zoals het is maar iets allerlei eigenschappen die er niet zijn. Zo heb ik nooit die Dickensvereerders kunnen begrijpen die in hem behalve een groot schrijver met een warm hart, ook nog een medicus, een psycholoog, een denker etc. hebben willen zien. Alleen door het nauwkeurig gadeslaan en beschrijven wordt men nog geen denker. Dat wordt men pas als men over het geconstateerde nadenkt en er zijn conclusies uittrekt. De man die in zijn tuintje gezeten een appeltje naar beneden ziet vallen en dat aan zijn vrouw vertelt is nog geen Newton, dat wordt hij pas als hij erover na gaat denken waarom dat appeltjé niet naar boven zweeft. Dickens beschrijft ons heel eenvoudig maar juist daarom zo treffend hoe de kleine Magwitch opgroeit,? I first

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1962 | | pagina 11