88 nog niet te zijn geordend. Het slot Tjessens is, tot grote spijt van de Holwerders, in de 80-er jaren afgebroken. Na de afbraak verscheen in een uitvoerig gedicht, getitelds „Klaagzang van een oude roek op de afbraak van het slot Tjessens." Deze vogel, gezeten in een van de grote bomen bij het slot, die waren blijven staan, vertelt daarin wat hij had. meegemaakt van de geschiedenis van het grote huis, maar van een bezoek van Dickens wist hij zich blijkbaar niets te herinneren. Niets zou meer voor de hand gelegen hebben, dan te probe ren contact op te nemen met een van de vele afkomelingen van de griffier, en zo het oordeel van de heer Heeringa Sr» - die 15 jaar oud was, toen de griffier stierf en hem dus goed ge kend heeft - over de aard van hun voorvader te toetsen aan wat hen daarvan bekend is. Maar het gaat niet aan iemand te vragen wat hij weet van de aard en het uiterlijk van zijn over grootvader, als deze liefst moet gelijken op Uriah Heep! Van andere zijde vernam ik dat J.J.Heep niet onvermogend moet zijn geweest en tegen vergoeding beheer en administratie voerde voor derden. Uit oude registers aan het hypotheekkantoor te Leeuwarden blijkt dat de griffier betrokken was bij verschei dene transacties in onroerende goederen en hypotheken. Na de publicatie van het verslag van de vergadering in La Normandie in de Volkskrant kreeg de zaak ook de aandacht van de plaatselijke pers. Enkele lezers verschaften (naar aanlei ding van een daartoe door de redactie gedaan verzoek) gege vens over griffier Heep. Niemand kwam opdagen die van het verhaal van het bezoek van Dickens had gehoord. Volgens een van deze zegslieden was griffier Heep wel een zonderling, en in zijn laatste jaren, vooral tengevolge van ziekte, een ver bitterd man, maar in geen geval een vleier, flemer of glui perd. Hij had D«C. gelezen en de griffier geleek misschien uiterlijk, maar naar zijn aard in geen geval op Uriah Heep. Wel had hij een eigenaardig grimmig gevoel voor humor. Een fa milielid beaamde dit. Deze schreef; Ik meen te kunnen zeggen dat hij.... een zekere grimmige humor bezat... Een wat al te realistisch-cru voorbeeld daarvan zou ik als anecdote kunnen geven als niet pen en papier zich verzetten tegen notering." In welke richting wij moeten zoeken wat hier werd verzwegen, zou men kunnen afleiden uit wat een lid van dezelfde familie

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1963 | | pagina 6