ge zaken ging, maar om het aan de kaak stellen van het gods
dienstig farizeïsme, - al meent de 19de eeuwse criticus dat hij
daarin ietwat overdreef. Dickens heeft van kerkelijke zijde in
zin tijd heel wat te slikken gekregen, al moet gezegd worden dat,
twee dagen na zijn dood, de bisschop van Manchester, een pre
laat, een dignitaris van de anglikaanse kerk, geen woordvoer
der van het methodisme misschien, maar in elk geval een verte
genwoordiger der officiële rechtzinnigheid, een rede te zijner
nagedachtenis gehouden heeft, waarin hij hem een apostel des
volks noemde, en door zijn levendig meegevoel met de lijdenden
een medearbeider in de dienst van God.
Busken Huet voegt hier aan toe, dat er zeker geen ander middel
bestaat om aan de mond onzer vijanden een goed woord te ontlok
ken, dat zó onfeilbaar is als zelve de adem uit te blazen.
Maar anderzijds zal toch, meen ik, ook niemand zo over een dode
spreken, gelijk de bisschop van Manchester deed, wanneer hij niet
in het diepst van zijn hart van Dickens' innerlijk-religieuze
gesteldheid overtuigd was geweest.
Maar wij waren bezig Dickens werk te vergelijken met die der mo
dernen. Niet alleen heeft Dickens zich, evenals zij, nogal rui
terlijk over allerlei verschijnselen in de maatschappij, die TOEN
als "taboes" golden, uitgelaten, hij had ook dezelfde eigenaar
digheid van vele onzer huidige jongeren tot ontluistering van
personen uit zijn onmiddellijke nabijheid, ja hij ging zelfs zo ver
dat hij (en nu citeer ik letterlijk een beschouwing van Busken
Huet) "zijn eigen ouders aan de kaak heeft gesteld." Huet ont
dekte, dat uit het boek The Life of Charles Dickens van John
Forster, dat kort na de dood van de Meester het licht zag, en
waaruit hern bleek dat Dickens in Micawber het portret van zijn
eigen vader geschilderd had, en dat met eigen woorden aan zijn
biograaf had onthuld. "Dit", zegt Huet, "is de schaduwzijde de
zer biografie? Micawber geschapen te hebben en daarna, uit het
graf, bij monde van een derde de wereld toe te roepen; ziedaar
de beeltenis van mijn vader; mijn moeder was naar ratos Niemand,
zo vervolgt Busken Huët, "kan zulk een handelswijze goedkeuren,
althans niet iemand die zuiver voelt; en zij verdient te-meer
berisping omdat de verwaarlozing zelve aan welke Charles in zij
ne jongensjaren ten prooi is geweest hem een mijn opende, wier
opbrengst op latere leeftijd hem honderdvoudig schadeloos is ge
steld.
226