'DICKENS AND THE MOB
Wij weten allen hoe vele onsterfelijke figuren en karakters
Dickens heeft gecreëerd. Hierover hoef ik niet uit te wei
den. Naast deze figuren evenwel tovert Dickens in vele van
zijn werken "bij verschillende gebeurtenissen ons een Mob of
Crowd voor ogen, die een onvergetelijke indruk maakt en een
onmisbare functie in zijn verhalen heeft. Zij vervult als het
ware de rol van het koor in het oratorium of de opera. Zij
levert de achtergrond waartegen zijn karakters afsteken, en
vormt samen met hen, een harmonisch geheel. Dickens zelf
hield van de menigte, beschreef graag op haast caricaturale
■wijze haar uitingen. Als je hem geloven mag, en dat doen wij
dickensians onvoorwaardelijk, was een druk straat-tafereel
niet minder dan de weergave van een slagveld.Op de trottoirs
botsten de gehaaste voetgangers onophoudelijk tegen elkaar op.
Minder sterken worden in de goten geduwd om daar verder be
spat en vertrapt te worden, terwijl de gelukkigen, die de
eerstvolgende hoek ongeschonden konden bereiken daar opnieuw
gevaar liepen verminkt te worden, door een, de regenscher
men dreigend opgestoken, oprukkend leger.Voeg daarbij dat het
regent en stormt en dat rijtuigen en vrachtwagens worden be
stuurd door dronken en tierende koetsiers met rode neuzen
en kanarie-gele vesten - het verkeersprobleem allerminst
vereenvoudigend - dan ontbreekt slechts mist en vorst,om het
juiste beeld te geven van een londons straatbeeld, dat
Dickens lief was. Hij kon niet buiten de menigte en zelfs als
hij zich terug had getrokken op een stil plein, luisterde hij
om de echo's van het gedruis van de voetstappen van Londen,
ja zelfs van Parijs, misschien wel van de hele wereld, te ho
ren en te begrijpen.
Op den duur heeft hij zich zelf waarschijnlijk angst ingepraat,
want op hogere leeftijd toen hij niet meer zo wel ter been was
en de bovengenoemde gevaren wilde ontvrijken van de dagelijkse
Crowd, heeft hij een onderaardse gang laten aanleggen, van
Gads Hill naar zijn Chalet.
Laat ik U nu iets van de Mob als geheel en op zich zelf be
schouwd vertellen. In de Pickwickpapers en wel het tweede
257