Vretende dat de kinderhand zich ook naar Dickens zou ui" strekken heeft een kindervriend eens gemeend op slim me wijs dat gevaar te moeten voorkomen door een kinder- Diekens in het leven te roepen. Hoe heeft de vernieler het aangelegd? Ik weet het niet. Heeft hij "bladzijden weggescheurd? Dat zou nog het minste zijn. Zoo heel veel geven de jeugdige lezers niet om een pagina meer of minder. Zij leven bij het oogenblik en springen de gapingen over. Doch akelige vermoedens rijzen bij mij op dat die gapingen zijn aangevuld met braafheid, saaiheid en kinderlievenden humor. Ik waarschuw een ieder, dat hij zich niet late bepraten door schrijvers, die op deze wijze de magen van jongeheeren en jongejuffrouwen van streek brengen en aan den goeden Dickens voor een paar kwartjes zilver en voor een stui ver roems verdienen willen. Laat dezen meest kinderlijke onzer nieuwe schrijvers, wat ik u bidden mag, met rust, mijne heerenj dat hij voor zich zeiven spreke - en dat doet hij spoedig genoeg tot een jong gemoed. Uw bijzijn is hinderlijk. Schrijvers en lezers hebben van die apartjes, waar gij niet tusschen moet komen! Wat al menschenboeken zijn de wellust geweest van het jonge volkje. En hier roep ik u op, ongelukkige David Copperfield. Verhaal ons nog eens hoe uw vader een kleine verzameling boeken had nagelaten in een klein kamertje, grenzende aan het uwe, een kamertje waar men nimmer kwam. Uit dat kleine kamertje trekt een gansch zeer heerlijke schare van helden te voorschijn, om u gezelschap te houden. Ik ken ze niet allen| maar daar waren Roderick Random en Tom Jones en 'The Vicar of Wakefield, Don Quijotte, Gil Bias en Robinson Crusoë. 2 99

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1965 | | pagina 23