duwd moet hebben (en zagen niets, wat niet geheel onver
klaarbaar was daar men het venster tegen een blinde muur
had gespijkerd) toen een onderdrukt lachen ons oor trof.
Wij keken om, met de bedoeling, al te jolige bezoekers met
een ernstige reprimande op hun nummer te zetten en zagen
in een stoel bij het raam een oud mannetje zitten, met de
tranen, voortvloeiende uit voorgenoemde vrolijkheids
uitspatting nog in de ogen. „Haha", knerplachte hij, „dat
raam, iedereen vliegt erin, haha."
Dickens, de clochard
Wie schetst onze tomeloze verbazing toen wij beseften, dat
dit de grote meester zelf moest zijn.
„Bent u...?" vroegen wij, naar adem happend, aan de eerst
genoemde
„Vanzelfsprekend," antwoordde hij met een knipoogje.
„Maar.,, maar u ligt toch begraven in Westminster Abbey?"
„Geleuter", sprak de oude man aan het raam, „dacht je wer
kelijk dat ik zo lang tegen een paar grauwe tegels aan zou
blijven liggen kijken?"
„Dat is te zeggen..,." stamelden wij, die onze verwondering
nog steeds niet onder stoelen of "banken konden steken,
daar de enige zitplaats in het vertrek door bovengenoemde
heer werd bezet.
„Wee, beste vriend (beminnelijk man, die Dickens) needit
zou volkomen in strijd met mijn levendige natuur geweest zijn.
Ik heb eerst enige jaren onder V/estminster Bridge gekam
peerd om aan de openbare aandacht te ontsnappen, waarna ik
door merry old England ben gaan reizen, wat mij al die ja
ren goed bevallen is. Maar nu ken ik het van buiten en po
pel om grotere reizen te gaan ondernemen."
„U, op uw leeftijd?" vroegen wij.
„Waarom niet?" sprak hij, „maar wie ben jij eigenlijk?"
Belangstellend in Bona
Wij stelden ons voor door het noemen van de naam, die wij
van kindsbeen af gedragen hebben en die wij tot stervens-
been hopen te dragen en vertelden hem, waar vrij vandaan
316