339
I li A DUTCH BOTTLE
Uit „De Tijdspiegel" 2e deel 1847 (is s Gravenhage
hij K.Fuhri).
biz.36, „De kern der letterkunde is thans de geschiedkun
dige, of humoristische, of moderne huiselijke romans de
dichtkunst komt in het 'tweede gelid. Is de historische
roman geen gedicht in proza? De schrijvers van naam zijn
letterkundige romanschrijverss Scott, Sue, Dickens, James,
Sand, en het gansche legioen van eer, dat onophoudelijk met
verhalen, te land en te zee geschetst, komt aanrukken, de
pers doet zweeten en zuchten. V/enden wij derhalve, naar
eisch van den tijd, daarheen onzen blik."
blz.37» Eenigszins meer vaardigheid en bekwaamheid eischt
de zedekundige, en de humoristische roman. Vriend Dickens
heeft velen uitgelokt om zijn spoor te betreden, en wij za
gen allerlei wandelaars en reizigers uit de provinciën,
mislukte nationale karikaturen, walgelijke platheden, enz
welke voor het genre van Boz moesten doorgaan, en men vindt
dit wel aardig, en het is ook aardig,in zoover het onaar
dige aardig kan genoemd worden, iets dat door aardige lie
den dikwerf geschiedt^ maar ook hier, zoo als steeds,laat
zich veel afneuzen, en als men den diefstal behendig be
dekt, en de Engelsche karakters Hollanasch verkleedtheb
ben sommige Joux-nalen, die altijd liefst oorspronkelijke
stukken leveren, er vrede mede, en de letterkunde is we
der met een kunstgewrocht verrijkt.
blz.531. een wonderlijke vertelling van een gaper, door
BOUDEWIJN
Wij protesteren in de eerste plaats tegen het bijvoegelijk
naamwoordje - wonderlijk» - dit moet toch zoo verstaan wor
den: WONDERLIJK-AARDIGWONDERLUK-BEHAGELIJKg maar dat moet
een lezer, en niet een schrijver, daar bijvoegen. - Boude-
wijn behoeft zulk een lokaas niet, om zijne lezers (de muis
jes, die op zijn spel afkomen) te vangenj wij houden het
woordjes WONDERLIJK voor een klein DICKIANISME.
blz.532. Boudewijn zit naauwelijks op zijn stoeltje voor de
schrijftafel, of hij is met zijne daguerreotype voor zich ge-