- 41 -
Een schrijver die echt bij Dickens geleend heeft is Justus van Maurik.
In zijn verhaal "Een Knorrepot" wordt de geschiedenis verteld van een
eenzame, oude, boze man, de heer Worm, die in vele opzichten afhangt
van zijn huishoudster juffrouw Schraper. Deze heeft grote verwachting
en van een royaal legaat na het overlijden van haar broodheer. Dan
valt er in de brievenbus een circulaire waarin om een bijdrage voor
een speeltuin wordt gevraagd. Uiteraard piekert de man er niet over
ook maar één cent voor dat soort dwaasheden te geven.
De oude heer valt bij het haardvuur in slaap, terwijl een rookwolk
door de wind naar beneden de kamer in wordt geslagen. De rookwolk ver
andert in een dan weer lachend dan weer sarcastisch grijzend gelaat en
maakt zich aan de knorrige Worm bekend als een vriend die medelijden
met hem heeft, omdat zij beiden worden gemeden. De rookwolk zegt dat
Worm zelf zijn eigen grootste vijand is en neemt hem door de schoor
steen heen mee de duistere hemel in.
Door een klein venster ziet de heer Worm een bleek knaapje, alleen,
verlaten en overgeleverd aan een hardvochtige strenge voogd, verstoken
van de warmte van de ouderliefde. Een herinnering uit zijn kinder
jaren. Dan wordt hij meegenomen naar een tempel van liefde: gelukkige
kinderen op een Sinterklaasfeest, lachende gezichten, juichende
monden.
Verder gaat de vlucht. In een nette woning een gelukkig jong echtpaar
met hun eerste kind, een geluk dat ook Worm eens kortdurend gekend had
Kaar de typhus beroofde hem van vrouw en kind. "Toen bestond er voor
hem geen levensvreugde meer. Toen had hij met het leven afgerekend,
voorgoed, naar hij meende".
Het volgende bezoek geldt het kamertje van juffrouw Schraper. Zij
heeft haar beste japon aan, een paar flessen "Cantemerle" met twee
glazen staan op tafel, en de sigaren liggen klaar als er een bezoeker
komt: het is "een broeder in den Heere", die zich te goed doet aan
wijn en sigaren, pratend over godsdienst en naastenliefde, ondertussen