- 56 - onderhoud voorzag. Zijn vrije tijd behoorde echter de literatuur. De verheffing van de eigen, nationale letteren diende hij, behalve door zelf het goede voorbeeld te geven, door producten van onze bodem kritisch te begeleiden, eerst in De Muzen en sinds 1837 in De Gids, ook door het Nederlandse publiek bekend te maken met het beste dat vreemde literaturen te bieden hadden. Zo vertaalde hij uit het Zweeds teksten die hij later opnam in Het Noorden, een op zijn Zweedse reis geïnspireerd boek dat aan Sterne's Sentimental Journey deed denken, uit het Frans gedichten van Chénier en uit het Engels essays van Charles Lamb, de historische roman Rienzi van Bulwer Lytton, Beckfords Vathek, Marryats Midshipsman Easy, Hazlitts Tabletalk en verder werk van Prescott, S.C. Hall, Leigh Hunt en S. Warren. Voordat die vertalingen in boekvorm verschenen, vonden ze veelal een weg naar t ij dschrif tafleveringen Dat Engelse auteurs in toenemende mate romans in afleveringen deden verschijnen was, ook al werd die methode hier nog niet in die mate nagevolgd, bij ons wel bekend. Bijvoorbeeld door een artikel over de 'Tegenwoordige Staat der periodieke Literatuur te Londen' uit The Great Metropolis in Het Leeskabinet van 1837, zelf een periodiek met 'Mengelwerk tot gezellig onderhoud voor beschaafde kringen' van de Amsterdamse uitgever Hendrik Frijlink. Deze Frijlink was ook de uitgever bij wie Potgieter vertalingen in boekvorm verschenen: Lamb's Proeven van een humorist en Bulwers Rienzi, de laatste der tribuns in 1836 en Tafelkout naar Hazlitt in 1840. Of nu die Pickwick-afleveringen in die aardige lichtgroene omslagen werkelijk onmiddellijk in zoveel beschaafde gezinnen terechtkwamen, waag ik in twijfel te trekken, niet alleen omdat de Engelse oplage aanvankelijk niet veel groter was dan 400 exemplaren en pas gaandeweg 2) groeide tot 40.000 maar vooral omdat iemand bij ons toch eerst als ontdekker, als 'gids' gefungeerd moet hebben. Welnu, die 'gids' was alweer Potgieter. Al in de derde aflevering van De Gids, jaargang 1837, verscheen zonder bronvermelding of ondertekening 'De aardmannetjes en de koster'. Een begeleidende prent was gestoken door J.W. Kaiser. In feite ging het om een vertaling door Potgieter van hoofdstuk XXIX, 'The story of the goblins who stole a sexton' uit de Pickwick Papers. De prent van Phiz had Kaiser tot voorbeeld gestrekt. Pas de volgende aflevering kwam de Pickwick Papers bovengronds met het eerste hoofdstuk uit de Reisont moetingen der PickwickistenDe redactie - uiteraard niemand anders dan Potgieter zelf - voorzag de vertaling van een noot:

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1987 | | pagina 58