- 5 -
Immers, vrijwel vanaf het moment dat Dickens in Engeland in korte tijd
onder het pseudoniem Boz met zijn "Schetsen" en vervolgens met "Pick
wick Papers" een nationale bekendheid kreeg, werd zijn werk in het
Nederlands vertaald, gedrukt, uitgegeven en herdrukt. Een eerste aan
zet tot een inventarisatie van de Nederlandse vertalingen van het werk
van Dickens werd door J.C. van Kessel gegeven in zijn artikel "Dickens
in het Nederlands", dat opgenomen werd in "The Dutch Dickensian",
vol.VI, nummer 15, december 1976.
In "The Dickensian" (het tijdschrift van The Dickens Fellowship) van
januari 1959 verscheen een bijdrage van L. Verkoren met als titel
"Dickens in Holland". Verkoren gaf een kort overzicht van de Neder
landse vertalingen van het werk van Dickens, ging in op de invloed van
Dickens op de Nederlandse literatuur, en noemde de studie van Frans
Coenen ("Charles Dickens en de Romantiek") en van F.D. Wierstra
("Smollett and Dickens")
Eerder, in 1948, werd in het tijdschrift "Apollo" een bijdrage opge
nomen van A.H. van der Feen: "Dickens en wij". In een wijdlopige stijl
trachte Van der Feen in te gaan op de vraag of de werken van Dickens
in Nederland invloed gehad hebben op de letterkundige ontwikkeling van
het lezend publiek in het algemeen en op de Nederlandse literatuur in
het bijzonder. Na twintig pagina's tekst, waarin vooral de humor van
Dickens besproken werd en de overtuiging werd uitgedragen dat "het be
grijpen en het kunnen waarderen van die soort humor niet het geeste
lijk vermogen van iedereen is, zeker niet het geestelijk vermogen van
de massa", achtte Van der Feen die invloed niet rechtstreeks aantoon
baar, maar toch aanwezig, concludeerde dat "de Dickens-lectuur over
een breedere linie ontwikkeld en beschavend heeft gewerkt voor een
beter doorvoelen van wat men gezonde humor pleegt te noemen", en be
sloot met de opportunistische stelling: "wie Dickens leest en ten
volle kan waarderen is altijd een beschaafd mensch, maar het omgekeer
de is niet waar!"