- 82 -
"Ik klaag niet. In Duitsland ben ik populair, in Amerika zijn al mijn
boeken nog in herdruk. Japan is O.K., Hongarije en Tsjechoslowakije
ook. Ik heb vreemde fans, die me midden in de nacht na een paar
borrels opbellen vanuit Anchorage, Alaska, en dan over mijn boeken
willen praten. Ik kan wel begrijpen dat, als je een goed boek leest,
je wel eens met de schrijver wilt praten. Ik zou Hemingway ook wel
eens willen bellen, of Dickens."
Ross Thomas in de Volkskrant, 22/8/1987.
"Fleet Street heeft 's werelds grootste concentratie kranten: negen
dagbladen en zeven zondagskranten, 110 miljoen exemplaren per week.
Desalniettemin zijn de produktiemethoden letterlijk negentiende-eeuws
Veel drukpersen dateren uit 1904 en vijftig procent van de banen be
staat elders in de westerse geïndustrialiseerde wereld al lang niet
meer. Fleet Street anno 1986 is wat de Engelsen Dickensonian noemen:
grauw, armoedig, vervallen, zwart, lange, smalle fabriekshallen,
zwakke verlichting, ongelukken, stampende machines met tandwielen,
raderen, hefbomen, als in Charlie Chaplins Modern Times.
Dickensonian anno nu betekent ook het noodlot van een vakbond die
stikt in het verleden dat haar creëerde, de negentiende eeuw, de in
dustriële revolutie. De tradities en werkwijzen van een van de meest
tragische perioden uit de Engelse geschiedenis schijnen nu toch meer
zekerheid te bieden dan destijds toen ze modern waren. Het beschermt
banen waarvoor in het moderne bedrijfsleven geen ruimte is. De kaart
jesmachine in de Londense ondergrondse mogen om die reden alleen op
bepaalde tijden in werking zijn.
Dickensonian is een vloek die op de Engelse samenleving rust, een
denkwijze, een levensstijl. Het is overal. Er is waarschijnlijk geen
westerse samenleving die zo lijdt onder haar glorieuze verleden."
Jacqueline de Gier in de Haagse Post, 8/2/1986.