DE AARDMANNETJES EN DE KOSTER. Het is lang, zeer langgeleden, zóó lang zelfs, dat de geschie denis, die ik u vertellen zal, zeker gebeurd moet zijn, omdat onze bet-overgrootouders er onbepaald aan geloofden dat een zelfde man, gabricl grub gehcctenin een klein stadje van ons Land den dubbelen post van koster en doodgraver bekleedde. Nu is het volstrekt geen noodwendig gevolg, dat iemand, omdat hij dood graver en dus dag aan dag van de zinnebeelden der vergankelijkheid omgeven is, een zuurziend en zwaarmoedig man moet wezen; vele aannemers van begrafenissen zijn de vrolijkste gezellen ter wereld, en ik had eens de eer met een' dier lijkbidders op zeer vertrouwelijken voet te zijn, die in het gewone leven, wanneer hij zijne beroeps bezigheden had afgedaan, zoo goed als een matroos, zonder ooit te haperen, een luchtig liedje zongen als de beste likkebrocr zijn glas grog, in eénen teug, tot op den bodem ledigde. Maar trots deze bewijzen voor het tegenovergesteldewasGABRieL grcb een dwar- schc, norschc kwaadaardige kerel een stuursch en ongezellig man die met niemand dan met zich zeiven en met een oud mat ten fleschje, dat in zijnen grootcn broekzak volkomen pasteom ging en die elk vrolijk gelaat in het voorbijgaan zóó hoos aardig aangrijnsde, dat men vreesde, dat hij het er niet bij zoude laten, dat men onwillekeurig aan het graf dacht. Even vóór de schemering inviel, nam gabricl eens, op eenen Kersavond, zijne spade van den wandschouderde haar, stak zijne lantaarn aan, en begaf zich naar het oude kerkhof; want hij moest een graf graven voor den volgenden morgen, en daar hij zeer neêr- slagtig was, dacht hij, dat het hem misschien zoude opbeuren, in dien hij eensklaps aan het werk ging. Toen hij de oude straat van het stadje doorstaptedat niets fraais had dan eene bouw vallige abdij en welks naam gij, daar dit niet veel bijzonders is, niet behoeft te weten, zag hij den vrolijken glans der knappende haardvuren door de vensters schitteren en hoorde hij het luide 30 - Een Sprookje. O wuodor»d»ön ist Goltci F.ido Und worth darauf vcrgnüj;t iu sein! li U I.T Engeland.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1988 | | pagina 36