ben gemaaktmaar hij dacht aan den jongen geloofde voor dien avond genoeg te hebben gewerkt en zong, terwijl hij zijne werktuigen bijeen verzamelde: 11aha!" lachte gabricl grcb, terwijl hij zich op eenc vlakke grafzerk nederzette welke zijne geliefkoosde rustplaats wasen haalde zijn matten flcschje te voorschijn. »Eene doodkist op Kers dag ccn Kersmis-doosje. 11a! ha! ha! »Ha! ha! ha!" herhaalde eene stem digt achter hem. Eenigzins ontrust verwijlde gabricl de matten flesch aan zijne lippen te brengen en zag rond. Het was niet stiller cn rustiger op den bodem van het oudste graf in den- omtrek, dan het kerkhof bij dien biceken maneschijn. De koude rijm glinsterde op de stecnen grafsieraden cn vonkelde als een snoer juweelen tusschen het gebeeldhouwde loofwerk van het oude kerkgebouw. De sneeuw lag hard en rul op den grond en spreidde over de talrijke aardhoopen zoo wit en zacht een kleed, dat het scheen alsof er lijken lagenin witte lakens gewikkeld. Zelfs geen zacht geritsel brak de diepe stilte van het plcgtig tooncel af. Het was of alle rumoer en gedruisch ook was bevrozen alles was koud, roerloos en stil. »Het was de echo," zeide gabricl greb, de flesch weder aan zijne lippen brengende. Het was de echo niet," zeide eene diepe stem. I)igt bij hem, op cenen oveieind geplaatsten grafsteen gezeten, werd hij een zonderling, niet aardsch wezen gewaar, dat ga bricl gevoelde het eensklaps niet van deze wereld was. Hij stak zijne lange fantastische beenen, met welke hij den grond had kunnen bereiken en die hij op eene sierlijke, maar grillige wijze kruiselings over elkander had geslagen, vooruit; zijne armenwaren naakt, zijne handen rustten op zijne knieën. Zijn kort, dik ligchaam werd door een eng gewaad omsloten, hier en daar spaarzaam opgesierd. Een korte mantel slingerde langs zijnen rug neder, de kraag van dezen was in punten gesneden welke het aardmannetje tot eenen halsdoek dienden en zijne schoenen krulden zich van voren om cn liepen in eene scherpe punt uit. Op zijn hoofd droeg - 32 - de aak dm a5ketj es e.n de kosteh. Een heerlijk -verblijfeen heerlijk verblijf, Vijf voeten koude aarde na 't laatste bedrijf! Een steen aan het hoofd en een steen aan de voeten; Een maaltijd, svaar wormen hunn1 vraatlust aan boeten; Van boven groen grasen van onder nat rand Een christelijk graf in een christelijk land! Gabricl sprong op en stond aan de plek vastgenageld door ver bazing en schrik; want zijne oogen rustten op eene gestalte, welke zijn bloed deed stollen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1988 | | pagina 38