koud en zoo zwaar was, maar deinsden bij het aanraken terug en staarden eerbiedig zijn onschuldig gelaat aan; want zij wisten, dat hij een engel was geworden, die uit den hemel op hen ne- derzag en hen zegende. Weer zweefde een ligt wolkje langs de schilderij heen, en weer wisselde zij van onderwerp. Nu waren vader en moeder oud en stram geworden, er was menig stoel in het bekende vertrek ledig; maar berusting en tevredenheid waren welkome gasten geworden, cn zoo men minder over het heden schertste, men koutte langer over het verledene. Langzaam en vreedzaam daalde eindelijk de vader ten grave; weldra volgde hem zijne getrouwe deelgenoote in lief en leed. De weinigen, die hen overleefden, knielden bij hun graf, bevochtigden met hunne tranen de groene zoden, ston den toen op en gingen' weder huiswaarts, droevig en ernstig, ja, maar niet gillende cn wanhopig; want zij hoopten hen weder te zienEn bcroepspligt en levenslust riep hen in de wereld terug en zij volbragtcn en genotende wolk verduisterde de schilderij weder cn onttrok haar aan den blik des kosters. Wat denkt gij van dit gezigt?" zeide het aardmannetje, zijn In eed aangezigt naar gibricl ghub wendende. De koster zeide, dat hij het zeer fraai vond, en scheen eenig- zins beschaamd, toen de Koning den blik zijner vurige oogen op hem vestigde. Eu toch waart gij een rampzalig mensch!" zeide het aard mannetje, op den toon der diepste verachting; het was alsof hij er meer bij wilde voegenmaar eensklaps gaf hij zijner ver- onlwaardiging, door middel zijner zeer slappe been en.1, lucht; e.AiiRieL GRUB ontving een' gcduchtcn schop, en de hovelingen der benedenwereld schenen weinig te verschillen van die, welke wij op aarde aanschouwen: want al de aardmannetjes volgden de oude gewoonte, sedert onheugelijke dagen, in paleizen in zwang, te schoppen, dien de koning geschopt; te kussen, dien de koning gekust heeft. Laat hem nog meer zien," zeide dc Monarch der aardmannetjes. De wolk verdunde op nieuw, cn een heerlijk en prachtig land schap werd allengskens zigtbaar. Dc zon schitterde aan den azu ren hemel, het water vonkelde in den glans harcr stralen cn de hoornen schenen groener, de bloemen kleurrijker, in haar vreug dewekkend licht. De golfjes kabbelden met streelcnd geluid voort, dc koelte deed dc twijgen van het geboomte suizen, het gevo gelte kweelde in dc statige lommer der eiken, cn dc lecuwrik zong hoog in dc lucht den uehtend het welkom toe. Alles was licht en leven, heerlijkheid en pracht dc vlinder, de vlieg, de miei, allen genoten hun kort aanzijn; doch waartoe u verder - 36 - DE AARDMANNETJES EN DE KOSTER.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1988 | | pagina 42