- 38 - U ziet: een alleraardigst verhaal, een ware verademing tussen de ernstige beschouwingen en plechtstatige vertelsels van de beginnende Gids. Onmiskenbaar gebaseerd op "The Story of the Goblins who stole a Sexton", ch. 29 van de Pickwick Papersmaar niet vertaald met de getrouwheid die wij tegenwoordig van een vertaler verwachten. In de negentiende eeuw paste men al vertalend de tekst gemakkelijk aan de eigen literaire en ethische normen en aan het wereldbeeld van de lezers aan. Bovendien was Potgieter redacteur van een tijdschrift, de vertaalde tekst moest naar omvang en inhoud in zijn kritisch maandblad passen. De verschillen tussen "De Aardmannetjes" en Dickens' oorspronkelijk verhaal zijn dan ook voor een groot deel toe te schrijven aan bewuste keuzes van de vertaler/redacteur.2) Het eerste, onvermijdelijk verschil is er een van presentatie: de vertelling is los gemaakt uit haar verhalende context. In de Pickwick Papers vertelt het hoofd van de familie in huiselijke kring een plaatselijke legende voor een gehoor dat door venwijzingen naar de eigen omgeving bij het verhaalde betrokken wordt: de geschiedenis speelt zich af "In an old abbey town, down in this part of the country".3) Door deze en andere suggesties van authenticiteit is de waarheid van het vertelde voor discussie vatbaar. In De Gids zien we een in zichzelf besloten tekst, met een anonieme fictieve verteller en bestemd voor een anoniem publiek. Het verhaalde wordt globaler gelokaliseerd, in "ons Land", en er is niet langer sprake van een abbey town als identificeerbaar gegeven in een Britse landstreek. De abdij komt pas in de tweede alinea ter sprake, in een ingelaste bijzin, en de vermelding dient dan juist om afstand te scheppen, om de setting van het verhaal een sfeer van ge heimzinnige ouderdom mee te geven: de abdij is bouwvallig geworden. Potgieter, redacteur van een tijdschrift dat de Vooruitgang wil bevorderen, sluit de mogelijkheid uit dat het verhaal waar gebeurd zou zijn en presenteert het resoluut als "Een Sprookje", ook in de aanhef: "Het is lang, zeer lang geleden". De openingszin bevat nog wel een waarborg voor de authenticiteit van het verhaal, de enige die Potgieter gehandhaafd heeft, maar door haar ironisch karakter -- de betovergrootouders zijn zelf al in een schimmig verleden opgegaan -- ontkracht deze getuigenis haar eigen boodschap en past zij juist in de pre sentatie van het verhaal als een sprookje. In de voorlaatste alinea sluit Potgieter dit sprookje duidelijk af met de woorden: "en men zag hem nooit weder". In de oorspronkelijke tekst is het verhaal met de verdwijning van Gabriel Grub niet afgelopen, maar keert de koster na jarenlange afwezigheid nog eens naar het stadje terug om de ware toedracht van zijn spookachtig avontuur bekend te maken en de ontstane legenden en sterke verhalen tegen te spreken. Dickens besluit de vertelling dan met een expliciete moraal. Potgieter laat het verhaal voor zichzelf spreken, en vat Dickens' laatste pagina samen in een slotalinea waarin bij wijze van grappige toegift één van de sterke verhalen en het handig gebruik dat de nieuwe koster ervan maakt, verteld wordt. Een pagina eerder had hij al stevig gesnoeid in de derde reeks van visioenen, die ook niet Dickens' sterkste passage vormt. Zij bestaat overwegend uit moraliserende, algemene uitspraken en

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1988 | | pagina 44