- 45 -
A. Vader
A TALE OF TWO CITIES ALS KEERPUNT
EN DE VERTALING VAN THEUN DE VRIES
Rond 1858 neemt het leven van Dickens een andere wending. Hij is gescheiden van zijn
vrouw Catherine, hetgeen hem tot een verward en ongelukkig man heeft gemaakt.
Een ruzie met zijn uitgever over het tijdschrift Household Worlds leidt ertoe dat Dickens
een nieuw tijdschrift begint, All the Year Round getiteld.
Dit nieuwe blad wordt een groot succes, evenals de lezingen waarmee hij ook rond
deze tijd begint. Van het vijfde nummer van All the Year Round worden maar liefst 300.000
exemplaren verkocht; een enorm aantal in vergelijking met Household Worlds, waarvan in
de beste tijd slechts 40.000 stuks verkocht worden.
Nieuw aan All the Year Round is, dat de eerste pagina's van ieder nummer
gereserveerd zijn voor een vervolgverhaal van een beroemd schrijver. Uiteraard is Dickens
zelf de eerste die de speciale pagina's mag vullen. Daar begint hij met A Tale of Two Cities.
De eerder genoemde wending in Dickens' persoonlijk leven komt ook tot uitdrukking
in A Tale of Two Cities"I have so far verified what is done and suffered in these pages
as I have certainly done and suffered it all myself", schrijft hij in de inleiding van het
boek.
Edgar Johnson meent in zijn biografie over Dickens, dat hij zich in zijn leven met
Catherine als een gevangene voelde. Hij vindt het dan ook niet vreemd dat Dickens in A
Tale of Two Cities een gevangene portretteert die jaren opgesloten zit en uiteindelijk toch
nog bevrijd wordt, met daarnaast een wanhopige liefde, die s* gt tot edele zelfopoffering.
Het boek zelf is in zekere zin een keerpunt in Dickens literaire leven. Het is geheel
anders van opzet dan voorgaande boeken: de karakters zijn niet langer het belangrijkst. Ge
beurtenissen staan nu centraal en de karakters ontwikkelen zich vanuit deze gebeurtenissen.
Daardoor zijn de personages vlakker en is het boek minder humoristisch dan Dickens'
eerdere romans.
Als Dickens in 1859 begint met het schrijven van A Tale of Two Cities, kost hem
dat aanvankelijk erg veel moeite. Hij roept de hulp in van Thomas Carlyle, wiens boek The
French Revolution (1837) hij zeer bewondert.
Carlyle vraagt in dit historisch werk aandacht voor de gruwelijke sociale misstanden,
iets wat geheel nieuw is voor die tijd. Later zal hij echter blijk geven van grote minachting
voor de massa en diepe bewondering voor "helden" als Caesar, Cromwell, Frederik de Grote
en Napoleon.
Dickens krijgt van Carlyle materiaal voor A Tale of Two Cities en zijn invloed is
dan ook duidelijk merkbaar in de dualistische gevoelens van Dickens ten opzichte van de
Franse Revolutie en vooral ook de periode daarna.