- 56 - Clennam. "He speculated unsuccessfully in lunatics, he got into difficulty about over-roasting apatient to bring him to reason". Dickens verwijst ook naar het bestaan van asylums, b.v. in de Pickwick Papers. Mr Pickwick krijgt nl. het 'Madman's Manuscript' van de dominee in Dingley Dell, die het weer had van een vriend, een arts die verbonden was aan "our lunatic aylum", dat van Kent dus, dat misschien opgericht was na de eerder genoemde County Asylum Act van 1808. Dit County Asylum blijkt in het manuscript beschreven te worden als een groot gebouw met lange gangen en ijzeren poorten, voorzien van ten minste één verdieping. De sfeer was er somber, donker en griezelig. "When I woke I found myself here - here in this gay cell where the sunlight seldom comes, and the moon steals in, in rays which only serve to show the dark shadows about me, and that silent figure in its old corner. When I lie awake, I can some-times hear strange shrieks and cries from distant parts of this large place". Een paar bladzijden daarvoor zinspeelt Dickens heel kort op de gewoonte om de gestichten als rariteitenkabinet voor den volke open te stellen. "They know what a clever madman I have been, and they are proud to have me here, to show". Als Mr Pickwick het manuscript ter hand neemt als hij niet kan slapen, en zijn oog op de titel valt, lezen wij: "The title gave him a sudden start, too; and he could not avoid casting a wistful glance round the room". Hierin zien we een conventionele angst voor krankzinnigheid weerspiegeld, zoals in de werken van Dickens wel vaker het geval is. In het verhaal uit de Uncommercial Traveller "Night Walks" schrijft hij echter: "Are not the sane and the insane equal at night as the sane lie adreaming?". Hier ziet hij de krank zinnige als een verwante ziel en niet als een "in Unordung geratene Gehirnmaschine". Een dergelijke vooruitstrevende houding van Dickens spreekt ook uit zijn aktiviteiten in een onderneming van een zekere Dr Thomas Southwood Smith, die in 1840 het initiatief nam om geld in te zamelen voor een kliniek waarin geestelijk én lichamelijk zieken uit de middenklasse verpleegd konden worden. Deze kliniek, eenvoudigweg 'The Sanatorium' geheten, overschreed daarmee het Victoriaanse vooroordeel tegen geesteszieken. Het was immers al heel lang niet meer gebruikelijk om beide kategorieën patiënten door elkaar in één ziekenhuis op te nemen. In tegenstelling tot de Asylums bood deze kliniek aan de zieken een rustig thuis met privékamers en een goed dieet. De hele onderneming had wel cachet, want prins Albert zelf was in naam president van het Sanatorium en schonk ook een geldbe drag. Dickens toonde zich een vooruitstrevend man: niet alleen had hij er geen bezwaar tegen dat het moderne instituut ongeveer bij hem om de hoek van de straat kwam te liggen toen hij in Devonshire Terrace woonde, maar ook spande hij zich in om geld bijeen te brengen. Hij hield daartoe redevoeringen en schreef een pamflet. Naar hij later aan de voorzitter van het aktiecomité berichtte, had hij daarin alleen maar gezinspeeld op het punt van de ziektes van de geest. "Er is een natuurlijke weerzin om in het gezelschap van gekken te verkeren". Als de gevoelens van het publiek gespaard werden, was het

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1988 | | pagina 62