Wessex genoemd).
Volgens Merryn Williams is Hardy
overigens de eerste engelse auteur die de
landman niet als karikatuur beschrijft, maar
hem in zijn waarde laat door hem te
beschrijven met alle emoties die hem maken
tot een mens van vlees en bloed.
Een derde opmerking valt te maken
over de houding van beide schrijvers ten
opzichte van de industrialisatie. Dickens
staat in het algemeen kritisch tegenover dit
verschijnsel en gaat soms op satirische wijze
de negatieve gevolgen ervan te lijf. Denk
hierbij bijvoorbeeld aan zijn Hard Times. Een
door en door pessimistische visie, zoals
Hardy die tentoon spreidt, vinden we bij
Dickens niet.
Wellicht is het wat dit betreft
interessant vast te stellen dat het meeste
werk van Dickens in het Engeland van zijn
jeugd speelt. Zo wordt in Pickwick de situatie
rond 1830 beschreven.
In de beschrijvingen van relaties en
emoties is Hardy echter zijn tijd ver vooruit
en een duidelijke voorloper van de twintigste
eeuw. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het essay
Study of Thomas Hardy (in 1967 herdrukt in
Phoenix II, maar zie ook bibliografie) van
D.H. Lawrence, een schrijver die sterk door
Hardy is beïnvloed.
Ervan uitgaande dat Dickens meer
terugblikt dan Hardy, kan worden
verondersteld dat hij daarom wellicht meer
oog heeft voor de geleidelijke verbeteringen
die in Engeland op sociaal gebied ontstaan als
resultaat van de langzame stijging van de
levensstandaard in de tweede fase van de
Industriële Revolutie (1850). De pessimistisch
poëtische geest van Hardy, die als jonge man
uit het idyllische Dorset in het hectische
Londen komt, staat daarvoor niet open.
Dat breng mij op het vierde punt, de
dramatiek bij Dickens en Hardy. Hier ligt
een duidelijke overeenkomst. Het werk van
beiden is sterk dramatisch, met name in de
dialogen. Deze zijn zowel bij Dickens als bij
Hardy sterk realistisch, hoewel de dialogen
van Dickens mijns inziens krachtiger
overkomen doordat Dickens op weergaloze
wijze gebruik maakt van het stijlmiddel
humor. Hardy heeft het daarmee wat
moeilijker, wat eigenlijk merkwaardig is
omdat goede humor toch vaak een tragisch
element in zich bergt.
Tenslotte nog iets over de
karakterisering. In het algemeen dringt
Hardy dieper door in de menselijke geest dan
Dickens. Hij is psychologisch sterker dan
Dickens in het blootleggen van emoties en
drijfveren. Het innerlijk conflict komt bij
Hardy meer uit de verf.
Dickens' karakters zijn theatraler en
neigen meer naar types. Naar mijn gevoel
zoekt Dickens het meer in de breedte dan in
de diepte. Dat neemt niet weg dat die types
bij Dickens vaak onvergetelijke figuren zijn,
waarmee men zich in de regel liever
identificeert dan met sommige van de
schrijnende en beklagenswaardige karakters
van Hardy.
Wat moeten wij nu uit deze summiere
verhandeling over Dickens en Hardy
concluderen?
De meest voor de hand liggende vaststelling
is dat we hier te maken hebben met twee
schrijvers die tot de grootsten van hun tijd
behoren. Geniaal is een woord dat ik niet
graag gebruik, alhoewel het hier wellicht op