zijn plaats is als we een oordeel moeten vellen over Dickens' gebruik van humor. Hardy daarentegen is Dickens' meester als psycholoog. Dickens staat als stadsmens letterlijk meer in het moderne leven, maar hij schrijft in wezen over het recente verleden. Hardy leeft als 'countryman' min of meer nostalgisch in een voorbijgaande tijd, maar wijst in zijn proza reeds naar de twintigste eeuw. Beiden staan kritisch tegenover de vooruitgang, maar Dickens is geen doemdenker zoals Hardy. Daarbij is Dickens strijdvaardiger, hetgeen misschien te maken heeft met zijn meer extraverte karakter. Hardy, overgevoelig voor kritiek, trekt zich meer en meer terug op het platteland en in zijn poëzie. Tot slot wil ik concluderen, in het besef dat ik hiermee uiteraard onvolledig blijf, dat beide schrijvers niet alleen van onschatbare waarde zijn voor de literatuur geschiedenis maar ook nu nog de moeite van het lezen ruimschoots waard zijn. En hierin ligt waarschijnlijk hun grootste verdienste. Dit artikel is een bewerking van de lezing die C.A. Klok gaf voor de leden van de Haarlem Branch van de Dickens Fellowship op 14 oktober 1989 te Dordrecht. Hardy: 1840-1928. London 1962. Lawrence, D.H. - Study of Thomas Hardy. In: Selected Literary Criticism. London 1982. Millgate, Michael - Thomas Hardy: His Career as a Novelist. London 1971. Williams, Merryn - A Preface to Hardy. London 1976. Beknopte bibliografie: Bayley, John - An Essay on Hardy. Cambridge, 1978. Butler, Lance St John - Thomas Hardy. Cambridge, 1980. Deacon, Lois and Coleman, Terry - Providence and Mr. Hardy. London 1966. Gittings, Robert - Young Thomas Hardy. Harmondworth 1986. Hardy, Florence Emily - The life of Thomas - 66 -

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1989 | | pagina 72