zestiende-eeuwse naamgenote18. In De
nachtmis van Wybe van Croningha19
vertelt de Fries Wybe van Croningha
het spookverhaal over de abt Dom
Columbanus van Croningha aan zijn
gastheer Sir Richard Spencer. Ook dit
verhaal speelt zich af in een kerstnacht.
Deze drie in Londen geschreven
spookverhalen vertonen een sfeer die
de Dickenslezer bekend zal voorkomen,
mede doordat ze spelen op kerstavond,
al zijn de eerste twee beduidend korter
dan die van Dickens.
Havanks laatste spookverhaal is
duidelijk op Friesland afgestemd.
Onder de titel Oude spelling20 lezen we
hoe een spookverschijning aan Pybe
Pierenga, doodgraver en steenbikker,
duidelijk maakt dat hij in de naam
CRONINGHA op een oude grafsteen
de H niet mag weglaten. Men kan zich
afvragen hoe dicht we in dit verhaal
terecht komen bij het eerste verhaaltje
dat Havank op zesjarige leeftijd schreef.
Nam hij hiermee wraak op zijn 'beppe',
of was het een laatste betoon van
dankbaarheid voor haar toch óók prij
zende woorden?
Straks zullen we wel zien, hoe vaak
Havanks belangrijkste personage,
Monsieur Charles C.M. Carlier, de
Schaduw, die Dickens 'die dromerige
realist7 noemt, 'in een Christmas Carol de
merkwaardige geschiedenis van
Scrooge Marley7 las. Ook deze Mon
sieur Carlier getuigt van zichzelf: 'Ik
was twaalf jaar toen ik tijdens een
Kerstvakantie voor 't eerst David
Copperfield las'21.
BREVIEREN...
Als Carlier Dickens een dromerige
realist noemt22, is Havank dat
klaarblijkelijk met hem eens. Hij zal
zich van deze, voor zijn beeldspraak en
verhaalfiguren inspirerende, auteur dan
ook levenslang niet meer losmaken. Ab
Visser vertelt in zijn Pauwhofherinne
ringen23:
„Toen ik in de vijftiger jaren samen met
hem maandenlang op De Pauwhof
vertoefde, zag ik hem dagelijks 's
morgens vóór het ontbijt een half uur
lang de oprijlaan van De Pauwhof op
en neer lopen, 'brevierend' in de
Pickwick Papers. Hij had het ietwat
gezette, stramme figuur van een
militante dorpspastoor."
Dat 'brevieren' is wel heel terecht
gekozen: Gerard van Wageningen, die
Havank regelmatig ontving op Dekema
State, vertelt waartoe zijn gast het
brevier, getijden- en gebedenboek voor
katholieke geestelijken, gebruikte:
„Soms liep hij vrij vroeg al in de
oprijlaan heen en weer, lezend in zijn
brevier. 'Je kunt niet geloven, wat de
klank van Latijn doet aan je
Nederlands schrijven/ heeft hij mee
eens toevertrouwd."24
Met eenzelfde leergierigheid en
bewondering las Hans van der Kallen
ook 'zijn Dickens'. Dat blijkt uit wat
Pieter Terpstra vermeldt:
„Met enkele mensen heeft Havank in
de periode waarin hij in Leeuwarden
was een bijzonder contact gehad. Een
van hen is notaris M. Keuning uit
Damswoude, die iedere vrijdag in
Leeuwarden kwam en dan steevast
naar Amicitia ging. Ze hadden één
grote gemeenschappelijke liefde: die
voor het werk van Dickens. De notaris
had in de boeken van Havank allerlei
kleine overeenkomsten met dat werk en
zinspelingen die in de richting van
figuren van Dickens gaan, ontdekt.
Havank had een antiquarisch zeer
waardevolle editie van De Pickwick Club.
Keuning heeft deze nog een keer
10