Schaduw zorgvuldig registreerde in zijn
geheugen.
'Merkwaardig...'
Wat hem vooral interesseerde was het
nog ontbrekende deel van de
kogelbaan, tussen het punt waar de
kogel de schedel verlaten had en het
punt waar het projectiel uiteindelijk
beland was. Aannemend dat Tremain
op het fatale moment daér op die
bepaalde plek had gestaan, wat de
positie van het lijk nagenoeg bewees,
keek de Schaduw op een bepaalde
hoogte en onder een bepaalde hoek in
het vertrek rond; - langs een leeg stuk
muur, over een levensgroot olieverf
portret van een of andere voorvader uit
de jeugd van de negentiende eeuw, een
Chippendale hoekkast vol Delft
porcelein, en dan een nagenoeg tot de
zoldering reikende boekenkast vol met
Duitse, Italiaanse, Franse en Engelse
klassieken; - gezien, in die volgorde,
van beneden naar boven. Maar zelfs
voor die bekende, Watteau-achtige
wulps verluchte uitgave van Boccaccio's
Decamerone had de Schaduw geen tijd,
want op die op één na bovenste plank
stonden de Volledige Werken van
Charles Dickens... en de Schaduw
kwam een haastige stap dichter bij,
voornamelijk echter om te zien wat de
titel was van dat zesde deel van links,
en om te zien voor welk werk van
Dickens de kogel zo'n voorkeur had
gehad. Want, dat het dodelijk projectief
zich daar en nergens anders was gaan
begraven, stond voor hem vast van het
ogenblik af waarop hij dat gat in de
leren band ontdekt had.
Hij moest op zijn tenen gaan staan om
er bij te kunnen en het boek van zijn
plaats en van de hoge plank te wippen.
En het was David Copperfield - en het
was tevens kennelijk een uit de
oorspronkelijke losse afleveringen
gebonden eerste uitgave; een bijzonder
heid die meteen de hebzucht van de
Schaduw opwekte. Maar hij was hier
vanavond niet in zijn hoedanigheid
van bibliophiel, maar als detective, als
Hoofdinspecteur van de Süreté er Erelid
van Scotland Yard, en misschien kwam
Tremain's bibliotheek nu töch spoedig
onder de hamer...
Het kennelijk veel en nagenoeg uit de
voegen gelezen boek viel open in zijn
hand. En het ontlokte hem een
langgerekt en diep gevoeld
'Merk...waardig!' - een verbaasd
schudden van het wijze hoofd en een
'Hóógst merkwaardig!...' en meteen een
rare kriebel in zijn maag, alsof hij een
snor had ingeslikt. Want daar, onder
zijn oog en de punt van zijn eigenwijze
neus, meende hij eens te meer en
daadwerkelijk de bevestiging te zien
van het element dat altijd zo'n
belangrijke rol had gespeeld in zijn
leven en dat welhaast een hoeksteen
was geworden van zijn beroeps-
philosophie en dat hij, bij gebrek aan
een betere term, luiheidshalve maar
'Toeval' noemt.
Het boek viel open op bladzijde 192-
193, en het deed hem denken aan een
gehalveerde boorkaas. Het leek alsof ie
mand een kaasboor door het boek had
gestoken, van links naar rechts. Het
deed hem denken aan de graaftunnel
van een wurm in een appel. Er liep een
miniatuur ploegvoor vrijwel diagonaal
van onderaan links naar bovenaan
rechts, dwars door de spiegel van de
rechtse bladzij. Op die bladzij begon
Hoofdstuk Negentien, en het hoofdstuk
had een titel. Schuins onder de titel was
de vlucht van de fatale kogel
uiteindelijk gestuit. De glanzende stalen
punt van het projectiel wees als een
15