Spoken, en geesten in spiritistische zin,
hebben we in afdoende mate, lijkt me,
in Havanks werk aangetroffen. En van
die laatste spelen er, om de eerste
voorspelling in vervulling te doen gaan,
twee een volgens Cynthia van der
Kallen-Vickers beslissende rol: Lord
Kitchener en Anna-Maria van
Burmania.
Kitchener verdreef Havank,in zijn èn
Cynthia's visie, uit Barham naar
Leeuwarden. Toen hij daar in de
tweede helft van de jaren vijftig met
zijn biechtvader en vriend, Pater Eric
Rodenburg O.P., sprak over mogelijk
contact met de geesten van
overledenen, ontwikkelde zich een
ingewikkeld en netelig gesprek. Pater
Rodenburg vertelde mij daarover:
„Het is zo, dat hij een soort ontmoeting
heeft gehad met Anna-Maria, staande
tegenover dat grote schilderij op
Dekema State. Vanaf dat moment is zij
ook een begeleidende en leidingge
vende figuur in zijn leven geweest. Dat
heb ik aan veel dingen duidelijk
kunnen constateren. We hebben daar
ook een gesprek over gehad. Ik zei, ja,
spiritisme en katholicisme, dat zijn wel
twee uiteenlopende zaken; maar we
hebben elkaar gevonden op de som van
niet-gecanoniseerde heiligen. In het
denken van die jaren vond ik het wèl
sterk."
Hans gaf, na in een hevig anticlericale
stemming de katholieke kerk de rug
toegekeerd te hebben, weer toetredend,
zijn biechtvader een schitterende, door
Brom in Utrecht vervaardigde, kelk
cadeau. In de voer had hij laten
graveren:
'Anna-Maria H.F. de Calle 20 maart
19597.
Met die kelk even in handen dacht ik:
het lijkt wel een soort hu
welijkssluiting... Overigens liet Hans
die kelk door zijn uitgever betalen,
ofschoon hij al een auto van Bruna te
leen had, die hij in Engeland had laten
registreren als HVK 55.
Heel opvallend, wellicht verwarrend
voor een lezer van Caviaar en cocaïne uit
1959 is een plotselinge breuk in de
geschiedenis van dat verhaal. Terwijl de
verteller bezig is met het wat angstige
lot van Anna-Marie de Passy, verloofde
van Harro Vance lezen we
plotseling iets wat voor de lezer geen
steek houdt, althans in relatie tot het
verhaal zelf:
"Anna-Maria (sic!) is in haar diepste
wezen immers een even vroom als van
nature vrolijk meisje. Zij gelooft
onvoorwaardelijk in een Voorzienig
heid die alles beschikt ten goede, in
haar Engelbewaarder, haar 'Prince
Céleste', die over al haar wegen waakt
en haar beschermt. Haar innige
vroomheid is echter dor noch schraal,
niet naar de dood gekeerd doch naar
het leven. Anna-Maria is dan ook
geheel vrij, in ziel en geest, van de
gruwel en de godslastering van de
'diabolica fraus' van het geloof in de
predestinatie: die Judasklap in het
aangezicht van de gekruisigde."
En dan gaat de gewone tekst verder
met:
"Anne-Marie stond weer bij het venster,
doelloos en verveeld, maar bang zeker
niet, - al besefte zij dat zij, althans op
één punt, misschien kwetsbaar zou
kunnen zijn."
Twee voor de lezer verschillende
personen, Anne-Marie en Anna-Maria,
24