maar Hans verklaart het als een vingerwijzing van zijn 'Prince Céleste'. En Cynthia zegt, als ik haar vraag naar deze 'mystiek' aandoende liefdesverhouding, haar emotie zelfs na zoveel jaren niet verbergend: „Yes, it was mystical! And it was really a form of madness! Ridiculous! He was all his time instead of writing. He did not work in Leeuwarden." Dat laatste is grotendeels juist gezien: Caviaar en cocaïne blijft een boeiend boek om verschillende redenen47, maar Menuet te Middernacht kon hij voor zijn dood niet meer voltooien, evenmin als een paar andere, al eerder opgezette romans. Wat ging daaraan vooraf in de geest van de eerste voorspelling? De 'mislukking', in vijf gym al, van zijn verlangen om priester te worden, vanaf het moment dat het tot hem doordrong dat het 'niet goed is voor de man om alleen te zijn', achtervolgde hem steeds opnieuw. Ook toen het allang tot hem doorgedrongen moest zijn, dat de liefde voor het fraai gehanteerde woord zijn persoonlijke drijfveer was in de richting van altaar en kansel. Op Dekema State kleedde hij zich nog als priester met hulp van pater Rodenburg. Gerard van Wageningen vertelt:48 „Vaak ook stapte hij rond met in de linkerzak van zijn lange winterjas zijn brevier en in de rechterzak een nogal groot uitgevallen alarm-pistool, dat er bedrieglijk echt uitzag. Hij liet me die uitmonstering zien en zei wat verlegen lachend: 'Le Rouge et le Noir' van Stendhal, zo voel ik me soms. Priester, maar toch ook weer wat soldaat." Het viel Hans van der Kallen zwaar, dat hij weinig erkenning vond in de Nederlandse literaire wereld, ofschoon hij zich tegenover Cynthia liet ontvallen, dat hij zich een 'intellectual snob' voelde. Ab Visser: „Men kon (in Cagnes, J.P.), na de oorlog, Kelks half uitgewiste naam nog boven de deur van zijn vroegere woon stee lezen. Havank, die niet veel ophad met de 'officiële literatoren' die op hun beurt (ietwat jaloers) neerkeken op de van zijn pen levende, populairste verte genwoordiger van 'het stiefkind in de literatuur', antwoordde spontaan: 'Vader, indien mogelijk, laat deze kelk aan ons voorbijgaan!' Later stelde ik, bij een feestelijke gelegenheid op De Pauwhof, Karei Jonckheere aan hem voor. Die twee (highbrow en lowbrow) hadden vanaf het eerste moment een hekel aan elkaar. 'Ik hou niet van jonkheren,' zei Havank/Hans van der Kallen. 'En ik,' antwoordde Karei prompt, 'hou niet van (raas) kallen.' In het algemeen hoort men van heel wat kanten over het werk van Havank hetzelfde zeggen als (vroeger?) over Dickens' werk. Zo haalt W. van Maanen in de eerste druk van de Moderne Encyclopedie der Wereldliteratuur het volgende oordeel aan - maar hij is het er duidelijk niet mee eens -: „Er zijn critici die hem (Dickens, J.P.) om artistieke of esthetische redenen de titel van kunstenaar ontzeggen: hij was - beweren zij - alleen maar een groot 'entertainer7, een verschaffer van amusement." Op de uitgeverij moest Abs Bruna zijn protégé, die soms Abs oudere kleding afdroeg, beschermen tegen twee niet onbelangrijke figuren in het bedrijf die 25

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1990 | | pagina 27