woning, en dan zitten we even in Great Expectations, want John ziet de inbreker en moet -net als Pip aan Magwitch- beloven hem niet te verraden - anders zal de man terugkomen en zijn keel doorsnijden. John is evenwel geen softie, geen David Copperfield, geen Pip, maar een eigenwijze doordrammer, en dat is zijn geluk -anders had hij het boek nooit overleefd. Maar Dickens zou hem niet bedacht hebben, net zo min als de vrouwen in deze roman: Die zijn geen van allen af te doen als zwakke, kinderlijke wezentjes. Bissett is eigenlijk geen slechte vrouw, al verraadt ze Mary en John. Mary komt in het begin wat paranoide over: ze praat over 'vijanden' die John en haar willen doden. Pas later begrijp je de enorme spanning waaronder ze de afgelopen jaren heeft geleefd: haar vader is vermoord en haar echtgenoot is door zijn familie in een gekkenhuis geplaatst, allemaal omwille van een verdwenen testament. Tegelijkertijd neemt ze domme beslissingen die haar haar laatste weinige geld kosten. Ze klaagt veel, is zelfzuchtig, maar teert weg onder een zware tuberculose, zodat het op zich ook wel begrijpelijk is dat ze af en toe te veel drinkt en vervolgens verslaafd raakt aan de opium-tinctuur, 'the best friend of the poor'. Als ze naar Londen zijn gevlucht, moet John het allemaal zo'n beetje alleen doen. En dat is niet mis: hij komt bijvoorbeeld terecht op een 'school' als Dotheboys Hall, met niet één maar zelfs drie Squeersen, en niet als 'tutor', maar als 'pupil', zodat hij nog veel directer en aangrijpender verslag kan doen van de gruweldaden die er worden begaan. Ook verkeert hij temidden van lijkenpikkers, een gangsterbende, en komt hij zelf nog in een gekkenhuis terecht, maar meer vertel ik niet. Als Dickens in de negentiende eeuw de zaken zo realistisch beschreven had als Palliser doet, zou zijn lezerspubliek zich geschokt van hem hebben gedistantieerd. Bovendien kun je aanvoeren dat veel sociale verschijnselen voor Dickens zo vanzelfsprekend waren dat hij niet op het idee kwam om erover te schrijven. Het is juist door die afstand van anderhalve eeuw weer bewonderenswaardig dat Palliser de neerwaartse gang van John en Mary op de sociale ladder niet alleen heel gedetailleerd heeft beschreven, maar ook met zeer veel betrokkenheid. Desondanks is het hem, mijns inziens, niet gelukt om sympathie voor enig personage te kweken en dat is een groot gemis in zo'n dik boek. De romanfiguren van Dickens zijn ongeloofwaardig, maar ze roepen emoties op. Als Mary, na haar korte carrière in de prostitutie sterft, maakt dat alleen bij John tranen los, bij de lezer niet. Misschien komt dat doordat de roman, door de rijkheid aan detail, meer iets van een spannende documen taire heeft gekregen, spannend genoeg in ieder geval om mensen tot diep in de nacht uit hun slaap te houden. Josee Koning 60

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1990 | | pagina 62