Redactioneel voorbericht
Deze Dutch Dickensian draagt het nummer 21, maar voor de huidige redactie
is het nummer vijf. Van 1978, toen nummer 16 verscheen, tot 1985 leidde het
orgaan van de Haarlem Branch van de Dickens Fellowship een sluimerend
bestaan.
De ervaring van de afgelopen jaren leert dat voor informatie over leven en
werk van Dickens een constant lezerspubliek is. Het aantal afnemers van het
blad is weliswaar niet groot, maar het rechtvaardigt zeker een jaarlijkse
uitgave als deze. De redactie hoopt trouwens het volgend jaar, bij een
volgende uitgave over te gaan tot een professionele opmaak, nu
tekstverwerkerstechnieken voor de particulier binnen handbereik zijn.
Over Dickens zijn in de afgelopen maanden een tweetal boeken verschenen.
De romanschrijver Peter Ackroyd voegde aan het grote aantal biografieën een
nieuwe toe; Claire Tomalin beschreef het leven van Ellen Ternan en belichtte
uiteraard de rol die Charles Dickens in Ternans leven heeft gespeeld. Beide
boeken worden in dit nummer gerecenseerd. Een derde publicatie waar
aandacht aan wordt besteed is The Quincunx van Charles Palliser, die met dit
werk, zoals hij in de Volkskrant zei, een schuld inloste aan Dickens.
Dickens was ook de inspiratiebron van de schrijver Hans van der Kallen, beter
bekend als Havank. Met het artikel van Havank-kenner Sef Passage opent de
redactie het blad dat, in tegenstelling tot de twee voorgaande jaren, geen
thema heeft meegekregen.
Een jaar waarin stellig een themanummer te verwachten is, is het jaar 1992,
wanneer de Annual Conference in Haarlem wordt gehouden, deze conferentie
werpt nu al haar schaduw vooruit; het is een andere dan Passage bedoelt met
'Dickens Geschaduwd'. De redactie wenst u met dit exemplaar veel plezier.
4