Is Men Het, Dan Is Men Het Ook
onmiskenbare overeenkomsten tussen het werk van Dickens en
dat van Bomans en 't Hart
Robert-Henk Zuidinga
Het is niet overdreven gewaagd te stellen dat Godfried Bomans
zijn Erik, of het klein insectenboek niet - althans, niet zó - geschreven
zou hebben, als hij niet Frederik van Eedens De kleine Johannes en
Alice in Wonderland en Through the looking-glass van Lewis Carroll
gelezen had.
Om een verhaal of roman te schrijven
put een auteur namelijk behalve uit
zijn fantasie ook uit zijn eigen
ervaringen. Daaronder vallen ook zijn
leeservaringen. Elke schrijver is beï
nvloed door de werken die hij gelezen
(en vooral: herlezen) heeft. Die invloed
blijkt doorgaans uit verwantschap in
thematiek, symboliek en stijl. Veel
lastiger is het passages te vinden
waarin concrete overeenkomsten zijn
aan te wijzen tussen het oorspronke
lijke werk en dat van een schrijver die
met dat werk bekend is. En nog lastiger
- maar intrigerender - is de vraag die in
het verlengde daarvan ligt: wanneer is
er nog sprake van beïnvloeding en
wanneer van kopieerlust of plagiaat?
Als we plagiaat niet beperkt
definiëren - d.w.z. als het woordelijk
overnemen van (fragmenten uit) werk
van anderen -, maar daaronder ook
laten vallen het onweerlegbaar van
beelden gebruik maken en uit de sfeer
lenen van andere auteurs, blijkt dat de
grens tussen wat nog wel geplagieerd is
en wat (nog net) niet, niet alleen vaag
is maar ook subjectief.
Dat bleek mij toen ik twee fragmenten
van Dickens vergeleek met de
corresponderende fragmenten uit werk
van twee Nederlandse auteurs, Maarten
't Hart en Godfried Bomans, beide
erkende Dickens-kenners.
70
Maarten 't Hart