Bij 't Hart viel me een passage op die me sterk deed denken aan een scene in het tweede hoofdstuk van Great Expectations: My sister had a trenchant way of cutting our bread-and-butter for us, that never varied. First, with her left hand, she jammed the loaf hard and fast against her bib - where it sometimes got a pin into it, and sometimes a needle, which we afterwards got into our mouths. Then she took some butter (not too much) on a knife and spread it on the loaf, in an apothecary kind of way, as if she were making a plaister - using both sides of the knife with a slapping dexterity, and trimming and moulding the butter off round the crust. Then, she gave the knife a final smart wipe on the edge of the plaister, and then she sawed a very thick round off the loaf: which she finally, before separating from the loaf, hewed into two halves, of which Joe got one, and I the other. Deze opmerkelijke manier om een boterham te smeren en af te snijden - in die volgorde - keert terug in Maarten 't Harts roman De droomkoningin: Zo zat ik even later met tante Riekie in de kleine huiskamer achter de winkel. Al dadelijk zag ik dat ze alles veel te woest deed. Bovendien smeerde ze het brood op een wonderlijke manier. Met het broodmes deed ze een woedende uitval naar de botervloot, zwaaide dan de van een grote gele klodder voorziene punt naar het brood toe en smeerde het brood op het snijvlak. Daarna pas sneed ze de boterham af. Vol verbazing staarde ik naar deze ongebruikelijke gang van zaken. Toen ze opnieuw wilde beginnen, merkte ik op: 'Je moet eerst de boterham eraf snijden.' 'Wel allemachtig, klein kreng, wat zal ik nou beleven? Zal ik niet weten hoe je brood moet klaarmaken? Ik heb al in duizenden gezinnen gebakerd, ik ben hier ook al geweest.' 'Wanneer?' vroeg ik verbaasd. 'Toen jij geboren werd.' 'Toen ik geboren werd?' 'Ja.' 'Heb je de engel gezien die mij gebracht heeft?' 'Engel? Engel? Allemachtig, moet je zo'n kleine snotneus horen! Hier, je boterham. Wat wil je erop?' 'Kaas.' 'Kaas? Op je eerste boterham al kaas? Wat een verwennerij! Daar doe ik niet aan mee, jij eet maar netjes basterdsuiker op je eerste boterham. Het geld groeit hier niet op jouw vaders rug.' 'Van mijn moeder mag ik wel kaas op m'n eerste boterham.' 'Niks mee te maken, verwend kreng. Eerst bruine suiker.' Met twee armen en handen tegelijk was ze in de weer om mijn boterham van bastaardsuiker te voorzien. Ze stampte zelfs met haar voet. De suikerpot vloog door de lucht alsof hij gevleugeld was; haar armen in de zwarte mouwen fladderden als roeken over de tafel en de kromme, gesnavelde vingers stortten de suiker op en vooral naast de boterham zodat het leek of alles werd omgekeerd: daar lag het sneeuwwitte tafellaken en nu daalde er bruine aarde op neer. Met het broodmes plette ze de suiker op de 71

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1990 | | pagina 73