boterham tot een gladde bruine ijsbaan.
Toen zette ze hem voor mij neer. Ik
keek naar al die platgeslagen suiker en
zei laconiek, terwijl ik het bord waarop
het brood lag, wegduwde: 'Dan hoef
ik niet.'
(uit: Maarten 't Hart, De droomkoningin.
Amsterdam, 1980, p. 12-13)
Niemand kan deze gelijkenis ontgaan.
Beide fragmenten roepen hetzelfde
beeld op: een forse vrouw die een
brood meer aanvalt dan besmeert, en
een kind dat daar tegelijk angstig en
gefascineerd naar zit te kijken. De
situatie - het beeld - vertoont duidelijke
parallellen, maar ook ferme verschillen:
het jongetje in 't Harts roman roert
bijvoorbeeld danig zijn mondje, terwijl
de kleine Pip geen woord durft te
zeggen.
Om van bewust kopiëren te spreken
vind ik - en hier wordt het streven naar
objectiviteit opgegeven - de
overeenkomst dan ook te dun.
Het lijkt me goed te verdedigen dat 't
Hart de scene in Great Expectations met
instemming - en mogelijk ook met een
gevoel van herkenning - gelezen en
vervolgens in zijn literair geheugen
opgeslagen heeft. En dat hij het, toen
het tijdens het schrijven van De
droomkoningin bruikbaar bleek, daar
weer uit gehaald heeft, wellicht zonder
zich bewust te zijn van de bron van
zijn inspiratie.
Onweerlegbaar, echter, lijkt me de mate
waarin Godfried Bomans bewust geput
heeft uit een tafereel in David
Copperfield. Die invloed is terug te
vinden in Erik, of het klein insectenboek
Mevrouw van Vliesvleugel rees omhoog
van haar stoel toen zij naderden. Zij
neeg toen Erik aan haar werd
voorgesteld. 'Wij zijn altijd blij een heer
te ontmoeten,' sprak zij, op een toon
alsof zij hiermee een terechtwijzing
bedoelde. Erik maakte een buiging en
daarna gingen zij allen zitten.
'Een heer is een heer,' verklaarde
mevrouw van Vliesvleugel, 'men is het
of men is het niet.'
'Zeer juist,' mompelde haar man
eerbiedig.
Erik begon het benauwd te krijgen. Hij
had niet gedacht, als hij thuis in den
tuin de wespen over den mesthoop zag
vliegen, dat zij zo deftig waren.
'Is men het,' vervolgde mevrouw, 'dan
is men het ook, maar is men het niet,
welnu, dan is men het ook niet.'
'En wordt men het ook niet,' voegde
haar man er aan toe. 'En wordt men
het ook niet,' herhaalde mevrouw, 'wat
men ook doet en wat men ook
probeert. Terwijl, als men het is, men
ook gerust kan zijn, want men is het.'
'En blijft het ook,' meende haar man.
'En blijft het ook,' bevestigde mevrouw,
'wat men ook doet en wat er ook
gebeurt. Dit is onze overtuiging. Ik
hoop dat u de zaak eveneens zo ziet?'
'Jawel,' zei Erik, na een tijdje.
'Dat is hetgeen ik wilde weten,'
verklaarde mevrouw van Vliesvleugel,
terwijl haar trekken zich ontspanden,
'gebruikt u melk en suiker?'
De thee werd ingeschonken en het
gesprek nam een gewonere wending.
Erik begreep dat er tussen hem en de
familie een zekere overeenstemming
bereikt was, en hij durfde nu ook wat
rond te kijken. Zij zaten in een ruime
zaal waar het licht paarsachtig door de
wanden viel; op regelmatigen afstand
waren deze versierd met bordjes
72