waarop spreekwoorden te lezen
stonden, juist zoals bij Erik thuis in de
vestiaire, zoals: 'Wie het is, die is het
ook/ spreuken wier bedoeling Erik niet
geheel begreep en hem juist daarom
met diepen eerbied vervulden.
Behalve de grotere ruimte en nog
fijnere meubilering verschilde dit
vertrek ook hierin van het vorige
kamertje, dat het allerliefste kleine
raampjes had. De luikjes stonden naar
buiten geopend en Erik zag tot zijn
blijdschap den blauwen hemel weer en
de witte wolken die vriendelijk voorbij
voeren. De groene halmen van het gras
wuifden op en neer en er kropen
slakken en kevers over, zo groot, dat zij
somtijds de raampjes geheel verduister
den.
'De passage is druk,' sprak mevrouw,
zijn blik volgend, 'hoewel er weinig bij
is waarmee men kennis zou willen
maken.' 'Canaille,' verduidelijkte haar
man.
'Er zijn toch heel aardige beesten
onder,' zei Erik, een vlinder na-ogend,
'leuke kleuren...'
'Die verraden hen juist,' onderbrak
mevrouw, 'echte adel takelt zich niet zo
toe. Zij weet dat het daar niet in zit,
maar in het bloed. Heeft men het bloed
eenmaal, dan is de rest bijzaak.'
'Maar heeft men het niet.' voegde haar
man er waarschuwend aan toe, 'dan
heeft men het ook niet.'
Erik keek om en zag in den uitersten
hoek een vlieg zitten die als een
razende in een notitieboekje schreef.
Erik trok zijn hansopje recht en stond
op om zich voor te stellen.
'Niet doen, niet doen,' fluisterde
mevrouw gejaagd wenkend,
'personeel!'
Erik ging weer zitten en keek verschrikt
naar den hoek.
'Een soort secretaris van mij,' lichtte
mevrouw in, steeds op dien fluistertoon
sprekend alsof zij zich eigenlijk
schaamde om het te zeggen, 'een goede
jongen, maar...' zij maakte een beweg
ing met de hand en keek naar den
grond.
'Geen bloed,' vulde haar man op
treurigen toon aan.
Allen zwegen een tijdje. Erik werd
verschrikkelijk verlegen en keek strak
naar de bordjes: 'Wie het is, die is het
ook' en 'Men is het of men is het nief.
Hij begon nu al iets meer van hun
betekenis te begrijpen.
(uit: Godfried Bomans, Erik, of het klein
insectenboek. Utrecht, 1941, p. 43-47)
De overeenkomende scene staat in
hoofdstuk 25 van David Copperfield en
vindt plaats als David, met veel
anderen, dineert bij de heer en
mevrouw Waterbrook.
Traddles and I were separated at table,
73