schrijvers in Menton.'
NRC Handelsblad 29 juni 1990
'Pip's View vermeldt een
straatnaambordje in het dorpje Cooling.
Dat is, vertelde mij een dame die in
haar tuin aan het werk was, omdat Pip
hier, over deze rand van het hoge land
en dan over de marshes daarachter
moet hebben uitgekeken, die
winteravond toen hij op het kerkhof
stond bij het graf van zijn ouders en
broertjes en Abel Magwitch voor het
eerst voor hem opdoemde.
Waarschijnlijk staat Great Expectations
in al Cooling's boekenkasten.
Of het ook het dorpje is waar Joe
Gargary's smederij stond staat te
bezien, maar men gaat er algemeen
vanuit dat het kerkhof het kerkhof is
dat Dickens voor ogen had in de
openingspassages van het boek. Naast
het kleine veertiende eeuwse kerkje van
St James bevindt zich een staande
grafsteen, met daar omheen de stenen
van dertien kindergrafjes. Ze staan
bekend als Pip's Graves. Dickens
moet hier op de lange wandelingen, die
hij vanuit Gad's Hill Place door de
omgeving maakte, zijn aangeland. Er is
een en ander bij gebouwd, maar je
kunt er nog altijd over de marshes
uitkijken.'
Jurjen Keessen 'Pip's Marshes. Met
Dickens op Saxon Shore Way7
Op Lemen Voeten. Tijdschrift voor
voettochten. Jaargang 12 1990 no.l
'(...)De handschriftenkamer van het
British Museum is gewijd aan de gift
die het Royal Literary Fund onlangs
aan de British Library gedaan heeft. De
schenking beslaat het complete archief
van het Fonds vanaf het stichtingsjaar
1790 tot - om redenen van discretie -
voorlopig 1918.(...)
Het RLF is een van die statige, met een
lichte geur van deftigheid en braafheid
omhangen Victoriaanse instituten
bestemd voor een liefdadig doel.
Charles Dickens werd in zijn tijd, het
midden van de negentiende eeuw, al
woedend op de manier waarop die
liefdadigheid werd bedreven. Zijn
bezwaar was dat schrijvers moesten
strooplikken, bedelbrieven moesten
schrijven voor ondersteuning en
tenslotte door het stof bleken te zijn
gegaan voor een schijntje.(...)
Toen Charles Dickens in 1839 zijn
eerste bestuursvergadering bijwoonde,
had het bestuur 35 aanvragen te
beoordelen.(...)
Dickens is er zo van overtuigd dat het
mogelijk moet zijn schrijvers te helpen
zonder hun te krenken in hun trots, dat
hij een campagne begint om schrijvers
een vast stipendium en zo nodig van
een onderkomen te voorzien. Wanneer
het RLF niet snel genoeg naar hem
luistert, richt hij zelf in 1850 het
Verbond voor Literatuur en Kunst op,
waarin de briefschrijvers geen bedelaars
geacht worden, maar "gentlemen". Hoe
meer weerstand hij ondervindt, hoe
kwader Dickens wordt. Zijn kritiek
richt zich, behalve op de opzet van het
Fonds, ook op de hoge
administratiekosten. Vijfhonderd pond
om een bedrag van 1500 pond te
verdelen. "Ik ben vastbesloten om het
RLF èf om te vormen öf om zeep te
helpen - het een of het ander, schrijft
hij 1857 aan een vriend.
Maar tactiek is niet Dickens sterkste
punt en in de regelrechte oorlog die hij
ontketent met het bestuur van het RLF
79