anderlijk klonk het, even préremptoir als
zalvend: "pas de nouvelles".
Absoluut negatief was ons dilettanten
werk bepaald niet: ook zonder historische
onderlegdheid mocht na de Straatsburgse
expertise veilig worden geconcludeerd tot
een sterk vermoeden van door nijdigheid
misleide verbeelding bij Sir Henry (uit de
familie Cromwell), toen hij over
Jezuieten-trekken bij Van Heeckeren rap
porteerde. Diplomaten zijn toch ook maar
mensen, en, volgens de sceptici, niet eens
van een waarheidlievend soort.
Uitgesloten, dachten wij, dat zo'n witte
raaf als een Nederlands staatsman, van
hoge geboorte en Europese allures, met
het pikante aureool van een duelgeschie
denis Poesjkin-d'Anthès, die Jezuiet zou
zijn geworden en op een eigen landgoed in
de Elzas ging vertoeven, daar volslagen
onbekend kan zijn.
En als het dan zo is, dat de onthulling
over het Jezuiet-worden slechts verdicht
sel is, ontsproten aan om het even welke
stompzinnigheid of tot boosaardige praat
neigende lichtgelovigheid, - moet het dan
ook niet aan gerechte twijfel onderhevig
zijn, dat Van Heeckeren enkel maar
Rooms zou zijn geworden? Voor iemand,
die zich nu eenmaal heeft ingespannen
om iets te helpen uitdokteren, zoal niet
een schrandere dan toch verkwikkende
gedachte - vleiden wij ons zelf.
Nergens in Nederland is ooit enig bewijs
gepubliceerd over dat Roomsworden van
Van Heeckeren. De ervaring, ook van de
jongste generatie, ook in Nederland, leert
wel dat bewijzen van iemands "schuld"
volstrekt niet nodig zijn voor een wegzui
vering van zo rabiaat karakter als onze
vriend van Koning Willem II in de histo
riografie van onze staatslieden te beurt
viel. Maar als het misdrijf (misdrijf in de
ogen der reputatie-makende gemeente)
dan in wisse werkelijkheid niet is ge
pleegd, wat een fraaie kans tot posthume
in-eer-herstelling voor een Nederlands fi
guur, die, al was het maar vanwege
Poesjkin en diens duel, toch aanspraak
maken mag op een echte of pseudo-weten-
schappelijke beschrijving, met psycho
analyse en zo, in een roman, jaarboek of
essay.
Jammer voor de achtbaarheid van Sir
Henry, maar bijna zou het ons zeer tot de
voldoening hebben gestrekt, te kunnen
uitbazuinen, dat ook het Rooms worden
van Van Heeckeren niets anders is ge
weest dan een lasterlijke streek van het
"perfide Albion".
Toegegeven zij dat wij op bedenkelijke
wijze de insolide stappen van Samuel
Pickwick op geschiedkundig terrein gin
gen nabootsen. Maar daarvoor bestaat
een deugdelijk excuus. Straatsburg moge
dan ongeletterd zijn in de zaken die ons
ter harte gingen, in de dingen van de
menselijke maag is het des te geleerder.
Slechts één der daar aanschouwde afge
vaardigden der P.v.d.A. wist, bij ons we
ten, die bekoring van de hoofdstad van de
Elzas met een nors gezicht te bejegenen,
en die had dan nog, niet lang voordien, op
de Scheveningse pier in een zeiljacht
schipbreuk geleden. Welk avontuur, met
zijn binnenlandse weerklank, nog niet
ganselijk was verteerd.
Ons zelf bevielen de keuken en de
Riesling van de Straatsburgse eetgelegen-
heden even goed als in Dickens' tijd de ge
vulde pasteitjes van Kent het gehemelte
van Pickwick behaagden. Hoe zou aan
diens stimulerend voorbeeld te ontsnap
pen zijn, wanneer de dagelijkse tafel van
Bürehiesl de plateel-gebakken raad voor
houdt:
"Sei lustig dumm los...
Noch haste ka Not
Du lebt ja so korz
Und so lang biste dot."
Wij gingen er dan maar lustig op 'los',
richting Colmar. Misschien lag het ge-
13